Tekstweergave van GA-1931_MB018_00038

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM de man na twee etmalen weder op vrije voeten gesteld en naar zijn woning gel D schade aan het schilderij toegebracht, was van ernstigen aard. In het ge - heel waren aan het stuk vijf slagen toegebracht, waarbij de bijl m twee gevallen op het spieraam was afgestuit, een andermaal daarin was blijven steken, zoodat het wapen bij het krachtig terugtrekken het doek eenigermate had opgescheurd. Door de twee overige slagen waren alleen de donkere gedeelten getroffen en slechts licht beschadigd. De zwaarste houwen hadden eene lengte van 30 cl. Den volgenden dag is de commissie van toezicht op de stedehjke schilderijen bijeen gekomen met de directie van het museum. Toen is besloten tot een ver - doeking en tevens dat geen photo’s van het stuk inden vernielden staat zouden worden verspreid. Dit heeft er toe geleid dat een photo van het stuk door „truc - werk” van willekeurige sneden werd voorzien, welke echter de beschadiging geheel onjuist weergeven.. x . . . , . , In dit maandblad (jrg. 1928, bl. 86 en volg.) is de geschiedenis van deze anatomie behandeld, toen de stad Amsterdam op de veiling van de verzamelmg- Six 16 October 1928, eigenares was geworden van Rembrand! s compositie-schets voor het schilderij in zijn oorspronkelijke!! vorm. De koopprijs van het kleine schetsje bedroeg ƒ 10.000. . . rp , Rembrandt schilderde in 1632 de beroemde anatomie van Dr. Nicolaes tulp, welke dooreen zeldzaam onhistorische daad van de regeering blijvend m het Mauritshuis is geplaatst. In 1656, toen hij het hoogtepunt van zijn kunst had bereikt, schilderde hij een tweede dergelijke voorstelling, die van den professor anatomiae dr. Joan Deyman met den „collegiemeester” Gysbrecht kalkoen staande bij een lijk, en op den achtergrond zeven andere leden van het gilde der chirurgyns. Bij een brand inde Waag op 5 November 1723 werd het stuk m de gilde - kamer door brand vernield, zoodat slechts twee negenden van het geheel zijn overgebleven; feitelijk alleen het hoofdelooze bovenlijf van Deyman, de figuur van zijn assistent en het cadaver. Dit fragment is ook na de opheffing van het chirurgynsgilde in 1798, nog lang inde Waag blijven hangen. In December 1841 werd het door C. F. Roos in het Huis met de Hoofden aan een kunstkooper te Londen verkocht voor ƒ 660. De heugenis aan het stuk was verloren gegaan, toen omstreeks 1878 de student Jhr. J. Six levendig belang stelde ineen schetsje door Rembrandt vaneen onbekende anatomie. Deze teekening behoorde althans reeds vóór 1873 tot de verzameling van zijn vader, Jhr. dr. J. P. Six. Aan zijn ijverige naspormgen is het te danken geweest, dat het stuk zelf in Engeland werd opgespoord. Het gemeentebestuur wilde ten hoogste ƒ 600 besteden en 33 kunstlievende Amster - dammers brachten geld bijeen voor het geval het stuk nog meer zou moeten kosten. Six ging in 1882 naar Engeland en hij slaagde er m, hoewel de taxatie - prijs 500 pond bedroeg, het kostbare fragment te koopen voor ,/ 1400 en het naar Amsterdam terug te brengen. Het werd toen niet tentoongesteld m het Trippenhuis, maar inde Oudmanhuispoort, evenals de verzameling Vander Hoop In 1885 is het voorgoed overgebracht naar het Rijksmuseum. Drie jaar later heeft prof. Wijnveld het hoofd van Deyman en den achtergrond bijgeschilderd, maar die bij schilderingen zijn later terecht door de lijst bedekt. Aan nu wijlen prof. Six blijft de eer dr. Deyman voor Amsterdam te hebben herwonnen. De aanslag heeft er aanleiding toe gegeven om de kwestie der bewaking van de stedelijke schilderijen in het Rijksmuseum aan de orde te stellen. Inde geheele kunstwereld heeft de zaak ontsteltenis gewekt. Wel vreemd is daarbij het oordeel vaneen groot Engelsch orgaan: Rembrandt had maar met zulke akelige onder - werpen moeten schilderen als de sectie op een lijk of een varken op een eei (in het museum te Glasgow). Dergelijke werken moesten wel aan vernieling bloot staan! 30