Tekstweergave van GA-1931_MB018_00034

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM der Brabantsche Oost-Indische Compagnie, die in 1599 werd gesticht en die het volgende jaar opging inde Amsterdamsche Oost-Indische Compagnie. In 1602 behoorde hij zoowel tot de combinatie, die de bekende veertien schepen onder Van Warwijck uitzond, en tevens tot de oprichters der Yereenigde Oost-Indische Compagnie. Maar reeds in 1605 trad hij uit de compagnie, hoewel aandeelhouder voor niet minder dan 60.000 gulden; sedert heeft hij haar vinnig en met alle middelen van zijn vindingrijken geest bestreden. Dr. van Dillen maakt het zeer waarschijnlijk, dat Le Maire zich niet geheel vrijwillig heeft teruggetrokken, maar door bewindhebbers tot uittreden is gedwongen op grond van gebleken malversaties met de uitrusting van de genoemde veertien schepen. Hoe dat zij, Le Maire behoorde sedert tot de geslagen vijanden der compagnie. Hij bestreed haar op tweërlei wijze, dooreen krachtige baisse-speculatie op de Amsterdamsche beurs en door onder - handelingen met Hendrik IY en de Fransche regeering over de stichting vaneen Fransche Oost-Indische Compagnie. Beide zijn ten slotte mislukt, hoewel Le Maire een tijdlang wel een machtige positie inden Amsterdamschen handel heeft bekleed. De Fransche plannen liepen vast door den dood van Hendrik IV in Mei 1610. Toen was de speculatie inde aandeelen der compagnie ook al doodgeloopen. De geschiedenis daarvan brengt ons midden in het Amsterdamsche handelsleven van het begin der zeventiende eeuw; wij nemen dan handelsmethoden maar zoo modern, als wij ze dan nauwelijks zouden verwachten. Een speculatie a la baisse aan de Amsterdamsche beurs, voordat er nog een beursgebouw bestond, is zeker wel merkwaardig. En nog opmerkelijker is een speculatie in actiën der Oost-Indische Compagnie, hoewel er eigenlijk geen verhandelbare aandeelen van de compagnie in omloop waren. En misschien nog het opmerkelijkste is het, dat Le Maire en eenige vrienden in 1609 een compagnie hebben opgericht om voor geemeenschappe - lijke rekening handel te drijven in actiën der Oost-Indische Compagnie. De baisse was dus wel goed geregeld en bewindhebbers hadden dus wel recht om zich daarom bij de Staten Generaal te beklagen. Een plakaat werd uitgevaardigd, waarbij paal en perk werd gesteld aan de speculatie inden Amsterdamschen handel. Ook daardoor kwamen de baissiers in 1610 in groote moeilijkheden: enkelen kregen moeilijkheden met de justitie; Le Maire zelf verliet Amsterdam in 1611. Hij ging in Egmond wonen, waar hij in 1614 van Hoorn uit den befaamden zeetocht be - raamde, die ten slotte zijn naam wereldberoemd zou maken. Nog vele jaren heeft hij de compagnie met reqnesten en pamfletten bestookt; in 1624 in hij te Egmond gestorven. H. Brugmans AMSTERDAM IN 1795 In het Tijdschrift voor Geschiedenis 46, afl. 1, geeft dr. M. G. de Boer een opmerkelijke studie over de moeilijkheden van het Amsterdamsche stadsbestuur in het eerste jaar der revolutie. Het voorloopig en daarna het definitief gekozen stadsbestuur hadden zich naar twee zijden schrap te zetten: tegen de radicalen van hun eigen richting, die natuurlijk van meening waren, dat revolutie lang niet ver genoeg ging; tegen de provisioneele representanten van Holland, die aan het Amsterdamsche stadsbestuur allerlei voorschriften meenden te kunnen geven, nu immers de stedelijke macht geknot was. Het ernstigste werd de crisis, wanneer beide tegenstanders van het stadsbestuur zich combineerden, zooals in 1795 gebeurde. Een nieuw, althans vrij wel onbekend feit brengt dr. de Boer naar voren, de afzetting van de gematigden van het Amsterdamsche stadsbestuur dooreen commissie uit de provisioneele representanten met behulp van het garnizoen, een geweld, dat noch de stadhouder noch de staten zich ooit hadden gepermitteerd. Zoover gingen de radicale clubs niet; zij bepaalden zich tot omsingeling van den raad om hun wenschen door te drijven. Dat alles gebeurde reeds in het eerste jaar der Bataafsche vrijheid. H. Brugmans 26