Tekstweergave van GA-1931_MB018_00021
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
bij
het
artikel
„Groei
en
bloei
der
stad”
door
D.
C.
Meyer
Jr.
in
„Amsterdam
in
de
17e
eeuw”,
nog
een
ander,
blijkbaar
even
aantrekkelijk
gezicht
op
„de
Nieuwe
-
brug
met
het
Paalhuis”,
mede
in
het
bezit
zijn
van
de
stad
en
vermoedelijk
ergens
in
het
Prinsenhof
berusten.
(In
het
Museum
Fodcr
zijn
ook
een
achttal
prachtige
teekeningen
van
Beerstraten.)
Deze
reeks
van
in
grootte
overeenkomende
stadsgezichten
bij
winter,
in
dezelfde
periode
vervaardigd,
leidt
tot
de
gevolgtrekking
dat
zij
meer
dan
waarschijnlijk
zijn
geschilderd
voor
een
enkelen
opdrachtgever.
We
denken
daarbij
het
eerst
aan
het
stedelijk
bestuur
en
dan
rijst
de
tweede
vraag
of
de
geheele
serie
wellicht
oor
-
spronkelijk
bestemd
was
voor
een
stadsgebouw.
Dit
blijve
aanbevolen
voor
nader
onderzoek,
maar
nu
het
duidelijk
is
gebleken
dat
in
Amsterdam
een
aantal
Beer
-
straten’s
van
den
hier
bedoelden
aard
aanwezig
zijn,
verlevendigt
dit
den
wensch
om
die
alle,
althans
tijdelijk
bijeen
te
brengen
in
het
Historisch
Museum
op
de
Nieuwmarkt,
waar
de
beide
pas
aangekochte
blijvend
worden
geplaatst.
AMSTEL’S
NACHTWACHT
VOORHEEN
EN
THANS
Op
den
eersten
Januari
1931
was
het
juist
een
halve
eeuw
geleden
dat
het
oude
nachtwachtwezen
van
overheidswege
werd
afgeschaft,
want
den
12den
Juni
1878
had
de
Gemeenteraad
het
doodvonnis
daarover
uitgesproken
en
met
ingang
van
1
Januari
1881
werd
de
politie
geacht
de
bewaking
van
de
stad,
ook
gedurende
den
nacht,
op
zich
te
nemen.
Hoe
het
te
voren
met
de
nachtelijke
bewaking
was
gesteld,
daarvan
geeft
het
lezenswaardige
boek
van
den
heer
H.
J.
Versteeg,
den
tegenwoordigen
hoofdcommissaris
van
politie
hier
ter
stede,
getiteld
„Van
Schout
tot
Hoofdcommissaris”
(Van
Holke
-
ma
&
Warendorf,
1925)
met
vele
treffende
bijzonderheden,
een
duidelijk,
d.w.z.
een
zeer
droevig
beeld.
Wel
merk
-
waardig
dat
in
1811,
dus
na
de
inlijving
bij
het
Fransche
keizerrijk,
de
directeur-generaal
der
politie
Devilliers-
Duterrage
het
geheele
nachtwachtwezen
met
één
penne
-
streek
ophief
en
dat
de
bewaking
toen
werd
opgedragen
aan
personen
die,
onmiddellijk
aan
de
politie
verbonden,
onder
goede
en
geregelde
tucht
hun
dienst
vervulden.
De
burgerij
waardeerde
de
verandering
als
een
werkelijke
ver
-
betering
en
een
weldaad.
Ware
die
Fransche
maatregel
nu
maar
gehandhaafd,
maar
reeds
in
1813,
onmiddellijk
na
het
vertrek
van
de
Franschen,
werd
de
oude
toestand
hersteld,
nagenoeg
geheel
op
denzelfden
voet
en
de
oude
nachtwachts
werden
weder
in
dienst
genomen.
Dit
onbe
-
raden
besluit
wreekte
zich
direct.
Spoedig
regende
het
klachten
over
mishandeling,
knevelarij,
slecht
dienstdoen
en
dergelijke.
Er
kwamen
complotten
aan
het
licht
van
nachtwachts
niet
„huisbrekers”
en
ander
geboefte.
De
degelijkheid
en
de
grootere
vertrouwbaarheid
van
het
Fransche
vergeleken
met
het
oud-Hollandsche
stelsel,
bleken
zonneklaar
toen
er
in
December
1813
en
de
drie
eerste
maanden
van
1814,
tweemaal
zooveel
„huisbraken”
en
„afzetterijen”
waren
gepleegd
dan
gedurende
de
drie
jaren
van
Fransche
overheersching!
Hoe
het
toen
verder
is
gegaan,
over
al
het
gesukkel
en
de
kwade
praktijken
welke
het
gevolg
zijn
geweest
van
de
zeer
gebrekkige
regeling,
daarvan
geeft
het
boek
van
den
heer
Versteeg
een
duidelijk
begrip.
In
ieder
geval,
op
1
Januari
1881
waren
de
oude
nachtwachts
officieel
afgeschaft.
Op
17
November
van
dat
jaar
bevatte
het
Alg.
Handelshlad
een
advertentie
waarbij
„wegens
het
reorga
-
niseeren
der
Politie
hier
ter
stede,
nacht
wachthuisjes
te
koop
worden
aangeboden”.
13
Een
ratelwacht
in
1850