Tekstweergave van GA-1931_MB018_00013
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
DE
NIEUWSTE
UITGAAF
VAN
AMSTELODAMUM
.
De
verschijning
van
het
herboren
Grachtenboek
is
van
alle
kanten
met
instemming
begroet.
Dit
is
reeds
spoedig
gebleken
door
waardeerende
en
lovende
aankondigingen
inde
groote
bladen,
en
tegelijk
hebben
eenige
honderden
leden
van
het
Genootschap
van
de
aangeboden
gelegenheid
gebruik
gemaakt
om
zich
een
exemplaar
aan
te
schaffen.
Het
bestuur
heeft
tallooze
blijken
van
instemming
met
deze
onderneming
mogen
ontvangen
en
daardoor
de
zekerheid
verkregen
dat
de
uitgaaf
aan
veler
wenschen
heeft
voldaan.
Uit
de
menigte
van
deze
verheugende
betuigingen,
wenschen
wij
bij
uitzondering
melding
te
maken
van
de
brieven,
welke
zijn
ontvangen
van
twee
bekende
persoonlijkheden,
oprechte
en
bijzonder
deskundige
oud-Amsterdammers,
wier
oordeel
op
hoogen
prijs
moet
worden
gesteld.
Dr.
Joh.
E.
Elias,
te
Zeist,
de
schrijver
van
~De
Vroedschap
van
Amsterdam”,
nazaat
vaneen
bekend
regentengeslacht
en
zelf
op
de
Keizersgracht
geboren
en
opgevoed,
heeft
kort
na
de
verschijning
van
het
Grachtenboek
het
volgende
ge
-
schreven
:
„Het
verheugt
mij
zeer
de
zoo
goed
geslaagde
reproductie
van
dit
wel
zéér
Amsterdamsche
werk
aan
mijn
bibliotheek
te
kunnen
toevoegen.
Door
den
herdruk
ervan
heeft
Uw
Bestuur
ongetwijfeld
velen
verblijd,
voor
wie
het
zeldzaam
ge
-
worden
origineel
onbereikbaar
moest
blijven.
Welke
Amsterdammer
zal
zich
niet
met
belangstelling
en
eenigen
weemoed
tevens!
inde
nog
ongeschonden
reeks
onzer
grachtengevels
verdiepen.
En
zich
daarbij
datgene
voor
den
geest
roepen
wat
zoo
menig
van
deze
oude,
gezellige
huizen
eens
in
zijn
leven
heeft
beteekend!
Voor
mij
is
deze
serie
vertrouwde
steenen
aangezichten
als
een
dierbare
groet
van
het
goede
oude
Amsterdam
uit
mijn
jeugd
en
uit
mijn
„Vroedschaps”-
tijd,
toen
ik
van
zoovele
grachtènbewoners
de
lotgevallen
leerde
kennen.
Daarom
stel
ik
mij
vaneen
herhaald
doorbladeren
van
het
„Grachtenboek”
een
blijvend
genot
voor.”
Dr.
J.
F.
M.
Sterck,
thans
in
Aerdenhout,
oud-medebestuurder
en
evenals
de
vorige
eerelid
van
Amstelodamum,
schreef
0.a.:
„Vele
van
de
door
Philips
afge
-
bcelde
huizen
heb
ik
met
veel
belangstelling
opgezocht,
omdat
zij
voor
mij
een
bijzondere
herinnering
oproepen.
Men
verkeert
geheel
inde
mooie
oude
stad.”
VAN
GEND
EN
LOOS
Het
volgende
is
ontleend
aan
êen
artikel
van
haren
correspondent
te
Amsterdam
inde
N.
Rott.
Crt.
van
Zondag
7
December.
Op
1
December
11.
is
het
kantoor
van
Van
Gend
en
Loos
verplaatst
van
den
Dam
naar
den
N.Z.
Voorburgwal
33
—37.
Daarmede
heeft
de
onderneming
de
historische
plek
verlaten,
waar
haar
verblijf
vele
jaren,
al
inden
tijd
toen
zij
diligences
liet
loopen,
gevestigd
was.
Niet
echter
in
het
bestaande
gebouw,
want
dat
dag
-
teekent
eerst
van
1886,
maar
ineen
ander
op
dezelfde
plaats.
Uiteen
annonce
van
1842
blijkt,
dat
zij
toen
reeds
kantoor
hield
bij
M.
J.
van
der
Hulst,
op
den
Dam.
De
diligencedienst
van
Van
Gend
en
Loos,
van
Antwerpen,
over
Rotterdam
en
’s-Gravenhage,
op
Amsterdam,
is
nóg
ouder,
want
een
besluit
door
Gedepu
-
teerde
Staten
van
Noord-Holland
betreffende
dezen
dienst
is
gedateerd
29
Juni
1826.
De
diligences
van
Van
Gend
en
Loos
genoten
indertijd
eene
groote
en
ongetwijfeld
welverdiende
reputatie.
Men
leze
slechts
wat
Hildebrand
inde
Camera
Obscura
schrijft,
in
het
hoofdstuk
over
„Varen
en
Rijden”:
„O,
dat
men
ineen
land
als
het
onze,
waar
de
straatwegen
zoo
uitmuntend
zijn,
zulke
slechte
diligences
maakt!
Doch
hier
breng
ik
u
de
eer,
die
u
toekomt,
edele
van
Gend
en
Loos,
Veldhorst
en
van
Koppen,
warme
menschenvrienden!
In
uwe
wagens
zit
men
op
breede
banken,
de
plaatsen
zijn
ruim;
de
kussens
en
ruggestukken
welgevuld;
de
bakken
diep;
de
veeren
buigzaam;
de
wielen
breed;
de
portieren
niet
tochtig,
de
raampjes
bescheiden
zwijgende;
uwe
vier
paarden
altijd
in
geregelden
draf”.
5