Tekstweergave van GA-1931_MB018_00011

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM zoo vlot ging het met den uitgeplunderden kapitein Spaaroog. In zijn declaratie had hij voor meer dan 90 schilderijen „van de voornaamste meesters”, / 9860 opgeschreven en zijn totaal beliep ruim / 23,500. Maarde raadscommissie achtte de opgegeven cijfers niet alle zonder bedenking. Zij stelde vóór om de declaratie te „modereeren” op rond / 20,000. Het heeft nog een vol jaar geduurd vóór hem dat bedrag werd uitbetaald, maar niet dan nadat kapitein Spaaroog een „solem - neelen” eed had gedaan, dat alles wat bij de plundering was verloren gegaan de somma van twintigduizend guldens waardwas geweest. Zoo heeft „de Hopman Sparo , zooals hij ineen straatliedje heette, toch zijn geld gekregen. Niet de soldaten, maarde schutters hadden de stad gered en zij waren de helden. Ze werden ruim getracteerd en ze kregen belooningen inden vorm van zilveren penningen van verschillende waarde, versierd met symbolische voorstellingen en het opschrift in het Latijn; „De rust hersteld zijnde, schenkt de Raad van Amsterdam deze erkentenis der aloude dapperheid en beproefde trouw aan hare Burgerij.” De raadspensionaris Heinsius had laten vragen of er soms hulp noodig was en uit Den Haagwas er alvast een regiment onderweg gegaan. Maar van dergelijke hulp van de landsregeering moest Amsterdam niets hebben! Er werden renboden ge - stuurd om de soldaten te laten terugkeeren. Het was trouwens toen niet meer noodig. Er had zich spontaan een vrijwillige ruiterij gevormd van 300 aanzienlijke ruiters, die op hun brieschende rossen fier rondreden en zich lieten bewonderen, de breedgerande hoeden met gekleurde kanten sluiers versierd. Aan het huis van burgemeester Boreel is dus de blijvende herinnering verbonden aan het Aansprekersoproer in 1696. Gelijk uitwendig nog is te zien, was het toen een prachtig dubbel huis. Later is het in tweeën gedeeld en daarvan heeft de eene helft tot woning gediend van mr. Th. Stuart, die op 10 September 1928 inden ouderdom van 71 jaar is overleden. Op de kijkdagen voor de verkooping was de Oranje-collectie inde beide ineenloopende perceelen te kijk gesteld. LEVENSBERICHTEN VAN REKENDE PERSOONLIJKHEDEN Onder de levensberichten harer afgestorven medeleden, uitgegeven door de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden (1929 —1930), komen de beide volgende voor. Prof. dr. R. C. Boer (1863—1929) door prof. dr. J. de Vries. „In Boer verliest de Nederlandsche wetenschap een geleerde van bijzondere beteekenis. Hij behoort tot de grondleggers van de germanistische studiën In ons land, die hij beoefend heeft met een gedegen kennis, met een oorspronkelijken kijk op de problemen on met een bewonderenswaardige werkkracht. Onafhankelijk van oordeel, de gave van diepborendc kritiek, tezamen met een sterk verbeeldingsvermogen en een warm, bij wijlen heftig gevoel, deze eigenschappen worden zelden tegelijk in één mensch gevonden; zij waren in hem vereenigd. Zij geven aan zijn wetenschap - pelijken arbeid een eigen karakter, even persoonlijk en zelfstandig als Boer in zijn geheele geesteshouding was; zij gaven aan zijn onderwijs een warmte en bezieling, die hem maakten tot den vereerden leermeester van toegewijdé leerlingen.” Dr. C. Easton (1864 —1929), door prof. mr. J. C. van Oven. „Menschen met een carrière als hier beschreven wordt, zijn niet zoo zeldzaam, maar menschen als Easton was, zijn er slechts zeer enkelen. Want zoowel als journalist als ook naast zijn journalistiek, was hij een geleerde en artist beide en hij heeft door de combinatie van al zijn kwaliteiten een leven weten te maken, zoo harmonisch en zoo vruchtdragend als slechts zeer weinigen gegeven is. Doordat hij geen officieel-wetenschappelijke betrekking heeft bekleed, is hij vrij geweest om* ge - durende heel zijn leven dat wetenschappelijke werk te verrichten, waartoe hij & in een bepaalde periode zich het meest aangetrokken voelde. Als jongen is dat al begonnen, toen Jules Verne en Flammarion de hartstocht van het willen begrijpen en willen leeren kennen bij hem hadden opgew r ekt en de sterrenhemel reeds werd 3