Tekstweergave van GA-1931_MB018_00009

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM MAANDBLAD VOOR DE KENNIS VAN AMSTERDAM ORGAAN VAN HET GENOOTSCHAP AMSTELODAMUM HET HUIS VAN Mr. TH. STUART UITHEFLUNDERD In het perceel Heerengracht 507 bij de Vijzelstraat, dat hij zoo veel jaren heeft bewoond, is de Oranje-collectie van mr. Th. Stuart in veiling gebracht. De be - langstelling voor deze verkooping inden ouderwetschen trant vaneen boelhuis, is zeer groot geweest en ongetwijfeld werd zij nog verhoogd doordat Prins Hendrik er vooraf een bezoek heeft gebracht, uit vriendelijke herinnering aan den vroegeren bewoner, dien hij goed had gekend en herhaaldelijk ten zijnent had opgezocht, ook om zijne verzamelingen te bezichtigen. De dagbladen zijn niet in gebreke gebleven, om van de veiling melding te maken, maar daarbij zijn een paar onge - lukjes gebeurd. Het is bekend dat de heer Stuart de zoon was vaneen hooggevierd Remonstrantsch predikant en een kleinzoon van den veelzijdigen historieschrijver des Rijks, Martinus Stuart. Nu heette hij de laatste offspring der Schotsche Stuarts, dus van koninklijken bloede (alsof heel Groot-Britannië niet wemelt van naamgenooten!) en dat hij dus nog eenigermate was verwant aan het Oranje-Huis. Daarmede was dan onder de hand ook het bezoek van Prins Hendrik toegelicht. Weer anders is het gegaan met de historie van het huis. We hebben kunnen lezen dat dit reeds werd bewoond door burgemeester Cornelis Pietersz Hooft, de vader van den dichter. De schrijver van de „Memoriën en adviezen” is echter overleden in zijn groote huis op den Singel tegenover Jan Roodenpoort, en dat gebeurde in 1626, een halve eeuw vóór dit deel van ~de Nieuwe Heerengraft”, werd gegraven en bebouwd. De vergissing is opgehelderd als een naamsverwisseling: het huis van mr. Stuart werd immers inde 18de eeuw bewoond door burgemeester Henrik Hooft Danielsz., door „Vader Hooft”, den verafgoden leider der Patriotten, die in 1787 bij de komst van de Pruisen moest aftreden en uitwijken. Nu, vergis - singen blijven menschelijk, maar wel is het verwonderlijk dat nergens melding werd gemaakt van de voornaamste historische gebeurtenis, welke aan dit perceel is verbonden. Bij het zoogenaamde Aansprekersoproer in 1696 werden de eerste oploopjes op 31 Januari vóór het Aalmoezeniersweeshuis (het Paleis van Justitie op de Prinsengracht) en op het Koningsplein, door landssoldaten van het garnizoen onder kapitein Spaaroog onvoldoende bedwongen, al werd er ook veel geschoten. Een troep kwaadwilligen trok daarop van het Koningsplein langs de Heerengracht, aan den overkant van de Bocht. Een schreeuwende en tierende hoop verzamelde zich voor het hooge, dubbele huis (thans nrs. 507—509) van den oud-burgemeester mr. Jacob Boreel, ambassadeur bij verschillende rijken en vertegenwoordiger van de Republiek bij de vredesonderhandelingen te Nijmegen en te Rijswijk, van wien het was uitgelekt dat juist hij de nieuwe keur op het begraven had voorge - steld en doorgedreven. Tegen hem richtte zich de woede van het gepeupel inde eerste plaats. Het groote huis werd letterlijk bestormd. Met behulp vaneen lantaarnpaal aan den wallekant werd de voordeur, op de manier van de Water - geuzen voor den Briel, open geloopen en daarop begon de wilde vernieling, waarvan ook prenten uit den tijd getuigen. Spiegels, kostelijk porcelein en aardewerk werden stuk geslagen, behangsels en schilderijen doorgesneden en gekerfd. Uit de ramen van de bovenverdiepingen smeten de rabauwen zware meubels, zoodat ze op de straat in stukken vielen. Inde kelders lieten zij vaten met wijn en bier leegloopen, vaatjes met boter werden stuk geslagen en op straat gegooid. Het volk was bezeten door vernielzucht. Dat toonde ongeveer gelijktijdig een andere troep in nog grootere mate, bij de bestorming op de Reguliersgracht (het gedeelte