Tekstweergave van GA-1931_JB028_00316
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
secretaris
Royer
ter
vergadering
van
Gecommitteerden
mee,
dat
den
Vrijdag
te
voren,
even
na
afloop
van
de
laatstgehouden
vergadering,
de
raadpensionaris
kennis
gekregen
had
van
het
bestaan
van
„zeker
werkje”.
Met
voorkennis
en
goedvinden
van
den
Heer
Snellen
als
eerst
aanwezig
hd
en
van
den
raadpensionaris
voornoemd,
had
de
heer
Royer
toen
een
van
de
landsboden
met
den
knecht
van
het
boekverkoopersgilde
laten
rondgaan
bij
alle
boekdrukkers
en
boekverkoopers
in
Den
Haag,
met
last
om
„van
dezelven
af
te
vorderen
alle
de
exemplaren,
welken
zij
van
het
gem(elde)
werkje
zouden
moogen
bezitten
en
interdictie
om
hetzelve
verder
te
debiteeren,
mitsgaders
om,
nog
eemge
exemplaren
daarvan
bekoomende,
dezelven
aanstonds
gecachetteerd
aan
EUd.
Mo.
te
laaten
ter
hand
stellen”.
Voorts
had
hij
geschreven
aan
alle
dagvaartsteden
van
het
Zuiderkwartier
en
een
missive
doen
afgaan
aan
Gecommitteerden
van
het
Noorder-kwartier,
met
verzoek
aldaar
soortgelijke
maatregelen
te
nemen.
Een
en
ander
was
geschied
op
den
28sten
Sept.
Gevolg
gevende
aan
deze
uitnoodiging
hebben
Gecommitteerden
van
Hoorn
onder
dienzelfden
28sten
nog
(men
kon
ook
vlug
inden
tijd
der
trekschuiten)
een
schrijven
aan
de
burgemeesters
der
dagvaartsteden
van
hun
kwartier
gericht,
met
afschrift
van
het
door
hen
ontvangen
verzoek
Deze
bekwame
spoed
verklaart
zich
hieruit,
dat
de
secretaris
Groot,
evenals
zijn
collega
in
Den
Haag
maar
„bij
provisie”
gehandeld
had,
zooals
men
toen
zei,
„inhaererende
approbatie
”,
welke
hem
inde
eerstvolgende
vergadering,
op
den
2en
October,
blijkens
’t
„fiat
op
den
rand,
gereedehjk
werd
verleend.
Men
was
met
overal
actief,
dat
spreekt.
En
blijkens
de
ingekomen
brieven
hebben
maar
enkele
steden
het
noodig
geacht
verslag
te
doen
van
hun
bevindingen.
Dat
het
een
schrale
oogst
zou
zijn,
stond
wel
van
te
voren
vast.
In
Den
Haag
had
men
blijkbaar
niets
gevonden
;
anders
had
secretaris
Royer
er
in
zijn
rapport
wel
melding
van
gemaakt.
Medembhk
berichtte
den
3en
October
aan
die
van
Hoorn,
dat
hoofd-officier
Spaander
bij
alle
boekverkoopers
een
onderzoek
ingesteld,
maar
mets
gevonden
had;
de
heeren
beloofden
echter
„indien
het
onverhooptehjk
in
haare
handen
ter
verdebiteenng
door
buyten-steeden
mogte
komen
en
aan
hem
worden
toegezonden,
deselve
terstond,
en
na
den
ontfangst,
m
handen
van
den
Heer
Hooft-officier
te
zullen
stellen”.
Burgemeesteren
en
Regeerders
van
Haarlem
schreven
den
Ben
October,
dat
aldaar
4
exemplaren
waren
aangetroffen
bij
den
boekverkooper
Cornelis
van
der
Aa.
I
Acten
en
Missivens,
Rijks-Arch.
Haarlem.
244