Tekstweergave van GA-1931_JB028_00132
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Nu
komt
dyn
silver
vloet
met
Amstel
en
het
IJ
Soet
strengden
tot
malcaer,
deur
dienst
der
burgerij
En
maeckt
een
starck
soo
scharp
de
haters
dy
omringen
Verschuylen
1
om
een
proy
verraedlyck
te
bespringen
Staegh
om
u
op
den
hals,
m
sloepen
troepen
gaen,
Gecleet
m
boers
habyt
met
vierroers
wel
gelaen.
Gestampt
vol
hst
en
haet
en
vyantschappen
doodigh.
Dies
syt
gy
recht
een
fort,
die
men
met
reeden
noodigh
Bewaeckt
veur
swaerder
leet;
al
syn
wy
Breda
quyt
*,
k
En
weet
hoe
wegh
gegaen,
leert
voort
recht
deur
de
tijt.
Laet
dit
ons
droef
verlies,
dat
wy
niet
kosten
keeren,
U
recht
ter
harte
gaen
en
vaderlyck
dan
leeren
En
keert
deur
eendrachts
starckt
den
vyant
nacht
en
dagh.
Toont
dat
Batavy
voert
den
naem,
die
't
altoos
plagh,
Belet
2
,
syt
op
u
wacht,
u
haters
listigh
spoeden:
Hier
toe
syn
noch
gereet
veel
jonstige
gemoeden
3
Als
gy
hebt
met
voorsight
sorgvuldigh
op
u
tocht
Int
gaen
en
keeren
snel
u
wachten
wtgebrocht,
Des
nachts
op
elck
schip
twee,
met
wel
gelaen
musketten.
Wij
hebben
dus
ons
tyt
met
wel
op
als
te
letten
Volstaen
4
;
nu
slaet
de
trom
om
met
het
vol
geweer
Int
Vaendels
logement
te
verschynen
nae
t
begeer
Des
kappeteyns
en
syn
gestelt
saem
in
geleeden
En
met
t
gans
Vendel
voort
marcheerende,
getreeden
De
meeste
straten
deur
tot
weeder
by
de
Kraen,
Daer
wy
optraden
5
;
syn
gelyck
weer
scheep
gegaen,
*
Als
wii
19
dagen
tot
Bommel
geweest
waren,
ginck
Breda
over
(noot
van
den
dichter).
1
Verschuylen
■—
vermommen
zich.
Hier
zinspeelt
de
dichter
op
een
poging
van
den
vijand
om
Bommel
bij
verrassing
te
nemen.
2
Beletten
=
keeren,
tegenhouden.
3
Binnen
de
muren
van
de
stad
zijn
er
nog
heel
wat,
die
den
vijand
gunstig
gezind
zijn.
4
Wij
hebben
onzen
tijd
uitgediend.
5
Waar
wij
bij
onze
komst
aan
wal
stapten.
60