Tekstweergave van GA-1931_JB028_00119
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Maar
hunne
woorden
waren
daardoor
gewoonlijk
zoo
vol
van
zinspreuken
en
gedachten,
dat
hun
poëzie
voor
ons
vaak
onverstaanbaar,
in
ieder
geval
ongeniet
-
baar
is.
Wie
kan
bijvoorbeeld
een
gedicht
uitlezen,
dat
begint:
„Ist
waen
weets
yver
ydel
schim
en
schaeu
gelyck,
„De
licht
verdreven
wint,
al
myn
versturven
Ryck,
„Ist
proeff
van
trouheyts
trou,
ist
lockraen
Zielsgheweten,
„Waertoe
dan
hartloos
wicht
soo
veel
onnuts
versleten?
1
Toch
was
Kolm
een
man
van
beteekenis
inde
litteraire
wereld
van
die
dagen
en
werden
zijne
werken
door
vele
van
zijn
tijdgenooten
bewonderd
en
niet
alleen
door
de
leden
van
„het
Wit
Lavendel
.
Immers
komen,
zooals
we
boven
reeds
zeiden,
onder
de
lofdichten
op
het
zoo
even
aangehaalde
drama
er
zelfs
twee
voor
van
Bredero,
die
eenige
jaren
later
in
„de
Spaansche
Brabander”
de
Vlaamsche
„retrosyns”
zoo
geestig
zou
bespotten.
Dat
Kolm
evenwel
ook
nog
anders
kon
schrijven,
blijkt
inde
eerste
plaats
uiteen
klucht,
die
we
van
hem
kennen,
nml.
„Malle
Jan
Tots
Boertige
Vrijeri”,
ghespeelt
op
de
Amsterdamsche
Camer
op
Nieu-jaers-dach,
1633,
maar
waarschijnlijk
veel
vroeger
geschreven.
Een
stukje
echt
realisme,
dat
op
een
lijn
kan
gesteld
worden
met
Bredero
s
kluchten.
Inde
tweede
plaats
blijkt
dit
uiteen
gedicht
2
,
dat
tot
dusverre
met
bekend
was
en
dat
we
daarom
hier
pubhceeren.
Wel
verloochent
Kolm
ook
hierin
niet
geheel
zijn
ouden
trant,
gelijk
uit
den
aanhef
blijkt,
en
uit
het
gebruik
van
uitdrukkingen
als
„trouheyts
trouwen
(vs.
61)
3
,
maar
hinderlijk
veel
komt
zulks
met
voor.
Ook
komen
m
dit
gedicht
nog
passages
voor,
die
met
volkomen
te
begrijpen
zijn,
maar
enkele
van
die
onduidelijke
regels
komen
stellig
op
rekening
van
den
afschrijver,
die
het
zeventiende-eeuwsche
schrift
klaarblijkelijk
maar
moeilijk
kon
ontcijferen.
Over
het
geheel
genomen
laat
zich
dit
gedicht,
geschreven
m
lang
met
altijd
onbe
-
rispelijke
alexandrijnen,
wel
lezen,
een
enkele
maal
worden
we
zelfs
getroffen
door
goede
beeldspraak
(vs.
153
vlg.).
Maar
bovendien
heeft
het
nog
andere
verdienste.
Kalff
zegt
m
zijn
Geschiedenis
1
Bataefsche
Vrienden-Spieghel,
vs.
I
—4.
2
Door
vriendelijke
bemiddeling
van
Dr.
J.
S.
van
Veen,
secr.
van
„Gelre”,
kwam
ons
een
copie
van
dit
gedicht
in
handen.
Het
gelukte
ons
niet
het
origineel
te
achterhalen,
hoewel
dat
hier
of
daar
nog
moet
schuilen.
3
Vergelijk
hiermee
de
aanhaling
uit
„Bat.
Vrienden-Spieghel”.
47