Tekstweergave van GA-1931_JB028_00118
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
uyt
het
Guarnisoen
ghelicht
waeren
en
op
de
Merckt
binnen
Amsterdam
een
proeve
naemen
van
haere
exercitiën
tot
verdrijf
van
tijdt
aengheleyt:
dies
het
waerdigh
gheacht
wierdt
hier
ghestelt
te
werden
tot
ghedachte
der
naecomelinghen.
Den
tweeden
tocht
kennen
we
ook
in
bijzonderheden,
want
hij
werd
bezongen
door
Jan
Siwertsz.
Kolm,
een
schilder
1
en
bekend
dichter
in
het
Amsterdam
van
het
begin
van
de
XVI
Ie
eeuw,
die
als
adelborst
van
het
eerste
korporaalschap
deel
uitmaakte
van
het
burgervendel,
dat
het
eerste
afloste.
Evenals
Zachanas
Heynsz.,
Vondel
en
vele
anderen
was
ook
Kolm
uit
de
Zuidelijke
Nederlanden
afkomstig
en
wel
uit
Antwerpen.
Wij
ontmoeten
hem
dan
ook
het
eerst
onder
de
leden
van
de
Brabantsche
Rederijkerskamer
„het
Wit
Lavendel”,
waar
van
hem
een
stuk
vertoond
wordt
in
1613:
„Bataefsche
Vrienden-Spieghel”,
dat
in
1615
indruk
verschijnt:
t’
Amstelredam,
bij
Gerrit
H.
van
Breugel.
Inde
opdracht
noemt
hij
d’Edelen,
Erentfesten,
wysen
ende
vaneen
yder
gheliefden
Heer
Theodre
Rodenburgh,
ridder
van
d
Ordre
van
den
huyse
van
Borgome
zijn
„hertjonstige
Heere
en
Achtbaere
Vrient”.
In
acht
sonnetten
zingen
zeven
dichters
de
lof
van
dit
werk
en
onder
die
dichters
is
ook
G.
A.
Bredero.
Het
volgend
jaar
verschijnt
een
nieuw
drama
van
zijn
hand
in
het
licht:
„Nederlants
Treurspel
,
inhoudende
den
„Oorspronck
der
Nederlandsche
Beroerten,
tscheyden
der
Edelen,
tsterven
der
Graven
van
Egmont,
Hoorn
ende
der
Batenborgers”.
Ook
dit
stuk
werd
vertoond
op
de
Brabantsche
Kamer
en
„gedruckt
bij
Paulus
van
Ravesteyn
voor
Abraham
Huybrechtsz.,
Boeckvercooper,
wonende
inden
Dortsen
Bybel
m
de
Engelsche
Kercksteegh’
.
De
stof
voor
dit
stuk
ontleende
hij,
naar
zijn
eigen
opgave,
aan
Emanuel
van
Meieren.
Verder
schreef
hij
eemge
zmnespelen,
refereinen
en
hedekens,
waarmee
de
Brabant
-
sche
Kamer
uitkwam
op
de
landjuweelen
gehouden
in
Leiden
(1613),
Ketel
(1613)
en
Vlaardmgen
(1616).
Uit
al
deze
werken
blijkt
welk
een
echt
Zuid-Nederlandsche
rederijker
Kolm
nog
is
en:
„Da
waeren
hens
vol
perfecty
en
van
devme
eloquency:
„Yghelyck
woordeken,
datse
ageerden,
of
nomineerden,
dat
was
een
sentency”
2
.
1
Zie
Te
Winkel,
Letterkunde,
dl.
1
bl.
488.
2
Bredero
s
Spaansche
Brabander,
vs.
213.
46