Tekstweergave van GA-1931_JB028_00110
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
(1590
—1655)
te
Dordrecht,
die
daar
in
regeeringscolleges
zat,
en
dat
vaneen
andere
dochter
met
een
rijken
brouwerszoon
Jan
Teller,
die
zich
als
koopman
in
Amsterdam
vestigde.
Vermoedelijk
als
logee
bij
dezen
zwager
heeft
Bredero
Magdalena
inden
winter
van
1617
—
18
leeren
kennen
en
met
haar
gereden
~op
de
gheveegde
banen”.
Aan
haar
vertelt
hij
ineen
brief
zijn
wild
avontuur
op
een
tocht
naar
Haarlem:
„Voorders
laet
ick
u
weten
(doch
ongaerne)
dat
ick
zieck
ende
niet
wel
te
pas
en
ben,
vermits
ick
ongeluckigh
met
de
sleede
in
’t
ijs
gebroocken
en
ick
met
mijn
lenden
in
’t
water
geseten
hebbe;
waer
op
ick,
als
ghij
wel
dencken
meught,
dapper
verkouwt
geworden
ben,
so
dat
ick
nootsaeckelijck
mijn
kamer
bewaren
moet,
het
welck
mij
een
onsegghehjck
verdriet
is,
ten
aensien
dat
ick
daerdoor
ben
verbannen
van
mijn
siels
aengenaem
gheselschap;
en
daer
en
boven
soo
quelt
mij
de
schrickelijcke
jalousye
van
den
bruynen
Brabander,
vreesende
door
hem
te
verliezen
het
weynigh
dat
ick
aen
u
gewonnen
hope,
dies
mij
de
uren
daghen,
de
daghen
jaeren
en
de
nachten
eeuwen
duneken
te
wesen.
Deze
bruine
Brabander,
Isaac
van
der
Voort,
is
inderdaad
op
18
Juni
1618
met
Magdalena
getrouwd.
Uit
deze
dagen
dagteekent
Bredero’s
zwanenzang,
die
ons
een
blik
geeft
in
zijn
zieleleven.
Ooghen
vol
Majesteyt,
Vol
grootsche
Heerlijcheden,
Hoe
komt
dat
ghij
nu
scheyt
Van
u
Eerwaerdigheydt
En
soete
aerdigheyt?
Waarom
versmaadde
ze
zijn
stille
hulde?
hij
heeft
nooit
„zoo
hooch
gesien
of
hij
wist
wel
op
wien”.
Trots
op
rijkdom
en
aanzien
duldt
hij
niet:
Ick
ben
te
groot
van
moedt
Om
yemands
yet
te
achten
Om
Rijcdom
of
om
goedt;
Sot
is
hij
die
’t
ooc
doet.
Hij
koesterde
eerbied
voor
haar,
die
„Godhjc
is
ghevoedt
met
Hemelsche
ghedachten”.
Haar
geestelijk
wezen
hield
hem
geboeid.
Hij
kwam
tot
haar
„ootmoedich
en
bevreest”,
door
haar
„geswinde
gheest”
ontroerd.
K
heb
noyt
soo
stout
geweest,
Dat
ic
u
dorst
begheeren.
38