Tekstweergave van GA-1931_JB028_00109
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
PORTRETTEN
VAN
MAGDALENA
STOCKMANS
EN
DEN
„BRUINEN
BRABANDER.”
DOOR
J.
PRINSEN
J.Lz.
De
Renaissance-dichter
in
het
bijzonder
had
het
streelend
besef,
dat
hij
door
zijn
liefde
de
onsterfelijkheid
schonk
aan
de
beminde
van
zijn
hart,
die
hij
in
zijn
verzen
verheerlijkte.
Hoewel
men
Bredero
slechts
ten
deele
Renaissance-dichter
inde
gebruikelijke
beteekenis
noemen
kan,
danken
toch
zij,
wier
portretten
hier
zijn
afgebeeld,
inderdaad
binnen
de
beperkte
grenzen
van
onze
Hollandsche
litteratuur
een
blijvende
belangstelling
bij
het
letterlievend
publiek
enkel
aan
het
feit
dat
een
hunner,
Magdalena
Stockmans,
de
laatste
ernstige
geliefde
van
den
dichter
is
geweest
en
dat
hij
schoone
verzen
tot
haar
richtte.
Bredero
was
niet
als
Hooft,
die
soms
den
mdruk
maakt,
of
hij
kunstmatig
zijn
liefde
voor
verscheidene
schoonen
cultiveerde
om
er
motieven
in
te
vinden
voor
de
nobele
rijmkunst,
die
hij
van
de
Italianen
geleerd
had.
Bredero
beminde
harts
-
tochtelijk;
hij
ging
met
heel
zijn
ziel
en
zinnen
op
in
zijn
liefde,
en
zijn
verzen
zijn
er
de
spontane,
natuurlijke,
hartstochtehjke
uiting
van.
Bovendien
zien
we
door
heel
zijn
leven
heen
den
strijd
tusschen
zijn
zinnelijke
natuur
en
zijn
drang
naar
hooge,
heilige
liefde
die
de
ziel
raakt.
In
zijn
natuurlijke
schuchterheid,
het
besef
van
standsverschil,
het
bewustzijn
van
zijn
kwade
faam
inde
Amsterdamsche
kringen
geeft
hij
zich
telkens
weer
over
aan
de
illusie
vaneen
liefde,
die
hoog
boven
alle
luidruchtige
vreugde
aan
de
bierbank
uit
gaat.
En
telkens
wordt
hij
ontnuchterd
en
zoekt
hij
in
zijn
verslagenheid
weer
vergetelheid
meen
wilden
roes.
De
laatste
groote
liefde
van
Bredero,
ditmaal
wel
met
een
meer
platonisch
karakter,
is
die
voor
Magdalena
Stockmans
geweest.
Wie
deze
was,
heeft
ons
Dozy
in
het
Bredero-album
(1885)
en
later
nog
in
Oud-Holland
VII
medegedeeld.
Hare
familie
kwam
uit
Antwerpen.
Zij
werd
in
Dordrecht
12
April
1598
geboren.
Haar
ouders
waren
zeer
waarschijnlijk
Jan
Stockmans
en
Ehsabeth
Jan
Lambrechtsdr.
Zij
waren
voor
Parma’s
krijgsbenden
gevlucht
en
behoorden
tot
den
aanzienlijken
stand,
wat
o.a.
blijkt
uit
het
huwelijk
van
hun
dochter
Beha
met
een
Johan
de
Wit