Tekstweergave van GA-1930_MB017_00081
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
zouden
worden
gehouden.
Intusschen
had
dr.
W.
F.
Tiemeyer,
die
toevallig
in
het
bezit
gekomen
was
van
het
notulenboek
vaneen
opgeheven
vereeniging
van
germanisten,
die
onder
voorzitterschap
van
prof.
Jan
te
Winkel
had
gestaan,
eveneens
een
dergelijk
plan
opgevat.
Inden
boezem
van
het
leesgezelschap
werd
echter
de
wenschelijkheid
uitgesproken
en
ook
aanvaard,
een
op
te
richten
ver
-
eeniging
niet
alleen
tot
germanisten
te
beperken,
maar
op
een
breedere
basis
te
stellen,
zoodat
zij
ook
romanisten,
classici
etc.
zou
kunnen
omvatten.
Hiervan
was
natuurlijk
het
gevolg,
dat
de
ontworpen
~Philologischc
Kring”
naast
en
onafhankelijk
van
het
germanistische
„Philologisch
Leesgezelschap”
moest
worden
geconstitueerd.
In
verband
hiermede
richtte
dan
ook
in
October
1917
een
commissie,
bestaande
uit
de
bovengenoemde
heeren
dr.
A.
Borgeld
als
voorzitter,
dr.
W.
F.
Tiemeyer
als
secretaris,
en
verder
uit
dr.
M.
Boas,
dr.
A.
A.
Fokker,
dr.
W.
van
der
Gaaf,
K.
R.
Gallas,
dr.
F.
Leviticus
en
dr.
A.
Verschuur,
zich
met
een
uitnoodigiug
aan
„belangstellenden
en
beoefenaren
der
taal-
en
letterkundige
wetenschappen”
tot
een
vergadering
in
Parkzicht
op
Zaterdagavond
3
November
1917
„ten
einde
te
bespreken
de
wenschelijkheid
en
mogelijkheid
der
oprichting
vaneen
Kring
ter
beoefening
der
linguistische
en
philologische
wetenschappen”.
In
deze
vergadering,
waarin
de
heer
Borgeld
de
bedoelingen
der
commissie
nader
toelichtte,
werd
tot
oprichting
van
den
„Philologischen
Kring”
besloten,
en
een
commissie
tot
het
ontwerpen
vaneen
reglement
benoemd;
ineen
tweede
vergadering
op
1
December,
eveneens
in
Parkzicht
gehouden,
werd
het
ontwerp-reglement
aangenomen
en
een
bestuur
voor
het
eerste
vereenigingsjaar
gekozen:
de
heeren
Borgeld,
voorzitter,
Tiemeyer,
secretaris,
en
Boas,
penningmeester.
Op
12
Januari
1918
had
reeds
de
eerste
werkvergadering
plaats:
de
heer
Verschuur
hield
de
eerste
voordracht.
Sindsdien
hebben
de
vergaderingen
geregeld
en
zonder
onderbreken
eens
per
maand
inde
maanden
October
tot
en
met
Mei
plaats
gevonden,
in
Januari
1930
kou
dc
Kring
zijn
100ste
vergadering
registrecren.
Intusschen
was
het
„Philologisch
Leesgezelschap”
zelf
van
lieverlede
tengevolge
van
den
oorlog
en
zijn
naweeën
aan
het
kwijnen
geraakt.
Zoo
kwam
het,
dat
inden
Kring
zelf
in
Februari
1919
het
denkbeeld
werd
geopperd
en
wel
door
den
heer
Verschuur
—om
het
Leesgezelschap
inden
Kring
op
te
nemen
en
het
lidmaatschap
van
beide
vereenigingen
te
doen
samenvallen.
Dit
denkbeeld
bleek
in
dezen
vorm
om
allerhand
technische
redenen
onuitvoerbaar,
maar
levensvatbaar
in
anderen
zin:
er
werd
in
Januari
1922
-
zoolang
hadden
de
tijdsomstandigheden
de
voor
-
bereiding
doen
duren
opgericht,
naast
en
los
van
den
Kring,
het
„Leesgezelschap
van
den
Philologischen
Kring”,
waartoe
de
leden
van
den
Kring
niet
behoefden
toe
te
treden,
terwijl
het
anderzijds
voor
niet-leden
van
den
Kring
open
stond.
Had
dus
het
Philologisch
Leesgezelschap
den
Philologischen
Kring
in
het
leven
geroepen,
deze
deed
het
Leesgezelschap,
zij
’t
ook
in
anderen
vorm
en
op
ruimer
grondslag,
herrijzen.
Inde
laatste
jaren,
sinds
Februari
1927,
is
er
inden
Kring
zelf
ook
een
circulatie
van
lectuur
ontstaan,
maar
uitsluitend
van
publicaties
van
de
leden
zelf.
De
Kring
telde
in
zijn
eerste
jaar
23
leden;
acht
van
dezen
zijn
tot
op
heden
onafgebroken
lid:
vijf
der
bovengenoemde
oprichters
dc
heeren
Borgeld
en
Fokker
zijn
overleden,
dc
heer
Verschuur
heeft
inden
loop
der
jaren
den
Kring
verlaten
en
verder
mej.
dr.
S.
A.
Krijn,
de
heeren
T.
de
Boone
en
A.
K.
Castelein.
Thans
bedraagt
het
aantal
der
leden
ongeveer
40.
Zooals
in
iedere
vereeniging,
is
ook
hier
een
vaste
kern,
die
trouw
op
de
vergaderingen
opkomt.
De
voordrachten
worden
uitsluitend
door
de
leden
zelf
gehouden
volgens
een
verplichting,
die
zij
bij
de
aanvaarding
van
het
lidmaatschap
op
zich
nemen.
Menig
artikel
verscheen
inde
philologische
tijdschriften,
dat
reeds
in
anderen
vorm
inden
Kring
was
voorgedragen.
73