Tekstweergave van GA-1930_MB017_00075
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
heuschelijk
ingewijd
in
het
verwerken
van
„het
allerexcellentste
kruydt
Thee
,
zooals
dit
product
inde
17e
eeuw
werd
aangeprezen.
Hier
was
het
domein
van
„Pakhuismeesteren
van
de
Thee”,
een
handelsinstituut
dat
reeds
in
1918
zijn
honderdjarig
bestaan
mocht
herdenken.
De
heer
E.
J.
Voute,
die
als
gastheer
en
cicerone
optrad,
is
naar
wij
toevallig
weten,
de
rechte
nazaat
van
■lcaii
Jacques
Veaute
(later
Jan
Jacob
Voute)
en
van
diens
kleinzoon
Robert
Voute,
thee
-
makelaars
te
Amsterdam
sedert
het
midden
van
de
18e
eeuw.
„Pakhuismeesteren
hebben
sedert
de
dagen
der
O.
I.
Compagnie
gezeteld
in
het
Oost-Indische
Huys
inde
Hoogstraat,
en
eerst
bij
de
verbouwing
in
1883
zijn
zij
vandaar
verhuisd.
De
oudheid
van
den
Indischen
theehandel
werd
ons
bewezen
dooreen
antieke
weegschaal
met
het
bekende
monogram
van
de
Amsterdamsche
Kamer.
Daarmede
werd
dus
oudtijds
de
thee
gewogen,
welke
met
de
afzonderlijke
„theeschepen
,
tegelijk
en
uitsluitend
met
veel
Chineesch
porselein
(want
het
product
was
toen
reeds
uiterst
gevoelig
voor
de
geuren
van
specerijen
e.d.),
sedert
den
aanvang
van
de
18e
eeuw
te
Amsterdam
werd
aangevoerd.
In
tegenstelling
met
die
voorvaderlijke
weegschaal,
zagen
we
het
allermodernste,
kleine
weegtoestel
in
werking,
dat
het
geringste
verschil
in
gewicht
onfeilbaar
registreert.
Verwonderlijk
dat
er
experts
zijn
die,
even
onfeilbaar,
elke
qualiteit
kunnen
bepalen
door
hun
reukorgaan.
Al
die
verrichtingen
van
sorteeren,
wegen,
tarreeren
en
inspecteeren,
zijn
zeer
belangwekkend.
De
beteekenis
van
de
Amsterdamsche
theemarkt,
na
Londen
de
grootste,
kan
reeds
blijken
uit
twee
cijfers:
in
1928
werden
hier
27
millioen
pond
aangevoerd,
voor
een
waarde
van
ruim
20
millioen
gulden.
De
goede
zorgen
welke
hier
aan
het
product
worden
besteed
en
aan
de
koopers
groote
zekerheid
geven,
en
die
ook
inden
vreemde
worden
gewaardeerd,
zijn
waarborgen
voor
de
toekomstige
uitbreiding
van
dezen
gewichtigen
handel.
Na
deze
veelzijdige
inspectie
is
de
tocht
voortgezet
naar
het
Westen
en
bij
de
zoogenaamde
„steenen
dokken”,
die
van
de
Nederlandsche
Dok
Maatschappij,
zijn
we
nog
eens
allen
aan
land
gegaan.
Daar
konden
we
ons
verbazen
over
de
afmetingen
vaneen
schip
in
herstelling,
de
vrachtboot
„Kota
Pinang
van
den
Rotterdamschen
Lloyd.
Toen
voeren
we
een
eind
het
Kanaal
op,
tot
voor
de
Hembrng,
en
daarop
hebben
we
nog
een
toer
gemaakt
door
de
Coen-haven.
De
thuisvaart
verliep
geheel
naar
wensch.
Aan
boord
heerschte
een
prettige
stemming
en
bij
dit
heerlijke
weêr
heeft
het
prachtige
gezicht
op
de
haven
in
al
haar
bedrijvigheid,
daartoe
aanzienlijk
medegewerkt.
Ruim
half
zes
lag
de
hoof
weer
aan
haar
eigen
steiger,
om
nog
denzelfden
avond
naar
de
Lemmer
te
vertrekken,
niet
echter
zonder
een
gevonden
voorwerp
eerlijk
te
hebben
uitgeleverd:
een
damesceintuur
die
nog
steeds
wordt
bewaard
door
een
onzer
medebestuurders,
den
heer
D.
Kouwenaar,
degeen
die
zich
als
onze
equipagemeester
reeds
ver
-
dienstelijk
had
gemaakt.
We
hadden
op
onze
tweede
landingsplaats
nog
een
photograaf
besteld,
maar
hij
schijnt
verdwaald
te
zijn
geraakt,
want
we
hebben
hem
niet
kunnen
ontdekken.
Als
vergoeding
voor
de
misschien
wel
ge-
67