Tekstweergave van GA-1930_MB017_00060
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
van
de
eerste
en
tweede
verdieping,
en
de
kleedercn
der
voorbijgangers
bespuiten.
„Zoo
is
die
beroemde
stad
van
Amsterdam,
wier
geschiedenis
niet
minder
vreemd
is
dan
haar
uiterlijk
en
haar
voorkomen.”
AMSTERDAM
IN
DE
ENCICLOPEDIA
ITALIANA
Tot
de
uiterlijke
teekenen
van
vooruitgang
in
Italië
behoort
de
verschijning
vaneen
eigen
cncyclopaedie.
Tot
dusver
behielp
men
zich
daar
te
lande
met
een
bewerking
van
Brockhaus.
Het
nieuwe
werk
is
groot
opgezet,
want
de
vier
tot
dusver
verschenen,
omvangrijke
deelen
waren
nog
niet
voldoende
voor
de
letter
A.
In
het
derde
deel
zijn
blz.
46—54
aan
Amsterdam
gewijd.
Van
de
vier
bewerkers
zijn
drie
Nederlanders:
prof.
W.
E.
Boerman
behandelt
de
geografie,
dr.
G.
J.
Hoogewerff
kunst
en
cultuur,
dr.
J.
L.
Walch
het
tooneel,
en
de
eenige
Italiaansche
medewerker,
Gino
Luzzatto,
heeft
de
geschiedenis
voor
zijn
rekening
genomen.
Het
artikel
omvat
een
kaart
van
omstr.
1650
en
een
moderne;
het
is
verlucht
met
vele
fraaie
platen,
meest
bekende
stadsgezichten.
Aantrekkelijk
is
b.v.
een
kiekje
van
den
bevroren
Achterburgwal
met
het
Spinhuis.
Aan
vroegere
tijden
herinneren
een
schilderij
van
den
Dam
door
Jan
v.d.
Heyden
en
een
afbeelding
van
de
Oude
Kerk
naar
een
prent
bij
Wagenaar.
Volgens
het
onderschrift
moet
een
afbeelding
de
Westerkerk
voorstellen,
maar
het
is
de
Montelbaans
toren.
Prof.
Boerman
behandelt
de
ligging
der
stad,
het
klimaat,
de
toeneming
van
het
zielental,
handel
en
industrie,
inzonderheid
de
diamantnijverheid.
Naar
hij
mededeelt
neemt
de
effectenbeurs,
na
Londen
en
New-York,
de
derde
plaats
in.
Hij
geeft
vervolgens
een
overzicht
van
de
waterwegen
van
Amsterdam
naar
de
Noordzee,
waarbij
ook
de
nieuwe
sluizen
te
IJmuiden
besproken
worden,
en
hij
besluit
met
een
opsomming
van
de
overzeesche
scheepvaartverbindingen.
In
zijn
historisch
overzicht,
dat
vooral
den
handel
betreft,
legt
Gino
Luzzatto
nadruk
op
de
omstandigheid,
dat
de
groote
bloei
van
Amsterdam
na
het
einde
der
16e
eeuw
voor
een
groot
deel
te
danken
is
geweest
aan
de
verdraagzaamheid
jegens
andersdenkenden,
en
dat
daardoor
vele
emigranten,
kooplieden
uit
vele
landen,
hier
niet
alleen
een
toevlucht,
maar
ook
de
grootst
mogelijke
vrijheid
hebben
gevonden.
Tot
dien
bloei
hebben
ook
de
oudtijds
reeds
vrij
talrijke
postdiensten
te
land
en
de
geregelde
scheepvaartdiensten
op
buitcnlandsche
havens
medegewerkt.
De
schrijver
behandelt
voorts
de
beurs,
den
termijnhandel
en
de
wisselbank.
Dr.
Hoogewerff
beschrijft
o.a.
de
Oude
of
St.
Nicolaaskcrk,
hare
opvolgster
als
schuilkerk
„Nostro
Signore
in
soffitta”
(Ons
Lieve
Heer-op
zolder)
en
de
derde
of
jongste,
in
1886
geopende
St.
Nicolaaskcrk,
gebouwd
door
A.
C.
Bleys
(wiens
naam
tot
Cleyes
is
verhaspeld).
Voorts
vermeldt
hij
bijna
alle
protestantsche
kerken
en
de
Portugeeschc
synagoge.
Ook
de
beide
houten
gevels,
die
Amsterdam
nog
bezit,
op
het
Begijnenhof
en
op
den
Zeedijk,
worden
vermeld.
Indien
Italiaansche
bezoekers
in
Amsterdam,
volgens
de
aanwijzing
van
dr.
H.,
het
in
1606
door
Hendrick
de
Keyser
voltooide
Tuighuis
gaan
zoeken
op
het
Spui,
dan
is
het
te
hopen
dat
zij
iemand
vinden
die
hun
brengt
voor
de
herstelde
Militiezaal
op
den
Singel.
Daarna
behandelt
de
schrijver
ook
Jacob
van
Campen
en
Vingboons;
vervolgens
dr.
Cuypcrs
en
de
nieuwere
architecten.
Daarna
krijgt
de
schilderkunst
een
beurt,
waarbij
de
vele
namen
er
nogal
goed
afkomen.
In
verhouding
tot
de
uitvoerige
bespreking
van
bouw-
en
schilderkunst
is
de
Amstcrdamsche
letterkunde
karig
bedeeld.
De
Nieuwe
Gids
krijgt
het
leeuwendeel,
maar
bij
de
oprichters
is
Kloos
vergeten.
Liet
intellectueele
leven
komt
er
al
heel
poover
af.
Waarom
is
alleen
Alardus
Amstclrcdamus
bij
name
genoemd?
De
Italianen
hadden
m.i.
ook
wel
wat
meer
mogen
vernemen
over
onze
vele
onderwijs
-
instellingen,
over
de
musea
e.d.
Dr.
Walch
vertelt
van
de
Amstcrdamsche
rederijkerskamers,
van
Coster’s
Academie,
over
de
lotgevallen
van
den
Stadsschouwburg
oj)
de
Keizersgracht
52