Tekstweergave van GA-1930_MB017_00059
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Het
schijnt
een
onmetelijke
en
ordelooze
stad;
een
Venetië
in
het
p’oote
en
ruwe,
een
Hollandsche
stad,
ja,
maar
dooreen
vergrootglas
gezien;
de
hootdstad
vaneen
denkbeeldig
Nederland
van
vijftig
millioen
inwoners;
een
oude
hootdstad
vaneen
volk
van
reuzen,
op
de
uitmondingen
vaneen
monster-nvier
gebouwd,
om
als
haven
voor
een
vloot
van
tienduizend
schepen
te
dienen;
een
droefgeestige,
strenge
stad,
die
een
gevoel
van
stomme
verbazing
wekt,
waarover
men
behoefte
heeft
na
te
denken.”
.
,
.
,
,
,
Deze
eerste
indrukken
worden
verdrongen
wanneer
de
reiziger
zich
beweegt
te
midden
van
het
felle
leven
en
al
de
drukte
in
deze
merkwaardige
waterstad.
Bij
elke
bocht
die
men
maakt,
ziet
men
voor
zich
uit
drie,
vier,
ja
zes
wipbruggen,
de’eene
opgehaald,
de
andere
neergelaten,
een
derde
in
beweging,
en
al
die
klappen
balken
en
kettingen
brengen
u
in
gedachte,
dat
Amsterdam
bestaat
uit
zooveel
vijandige
wijken,
die
zich
tegen
elkander
versterkt
hebben.
De
grachten,
zoo
breed
als
rivieren
vormen
op
sommige
plaatsen
ruime
kommen,
waarlangs
bruggen
loopen
vaneen
aantal
bogen
achter
elkaar.
Op
alle
kruispunten
ziet
men
m
de
verte
weer
andere
bruggen,
andere
grachten,
schepen
en
gebouwen,
alles
meen
lichten
nevel
gehuld,
die
de
afstanden
nog
grooter
doet
schijnen.
.
,
De
hoofdstraten
(grachten)
leveren
een
schouwspel
op,
dat
eenig
m
de
wereld
is.’Zij
zijn
bedekt
met
schepen
en
schuiten,
en
op
de
straten
zelf
ziet
men
aan
den
waterkant
hoopen
kisten,
vaten,
zakken,
balen,
enz.
en
aan
den
anderen
kant
een
rij
prachtige
winkels.
Aan
dien
kant
krioelt
het
stadsvolk,
de
heeren
dienstmeisjes,
kooplieden,
winkeliers;
aan
gindschen
kant
het
ruwe
en
ronde
volk
der
zeelieden
en
de
schippers
met
hun
vrouwen
en
kinderen.
Rechts
hoort
men
het
levendig
praten
des
stedelings,
links
het
scherpe,
en
langzame
schreeuwen
van
het
zeevolk.
Hier
gaat
een
wipbrug
inde
hoogte
om
een
schuit
door
te
laten;
daar
stroomt
de
menigte
overeen
brug
die
pas
neergelaten
is;
wat
verder
zet
een
pont
een
groepje
personen
over
de
gracht;
aan
het
eind
van
de
gracht
gaat
een
stoomboot
af;
aan
het
tegenovergestelde
eind
komt
een
rij
volbeladen
schuiten
aan;
hier
wordt
een
sluis
opengemaakt;
ginds
glijdt
een
trekschuit
over
het
water;
wat
verder
ziet
men
de
wieken
vaneen
molen
draaien;
daarnaast
worden
de
palen
voor
een
nieuw
huis
ingeheid.
Het
rammelen
der
bruggen-kettingen
vermengt
zich
met
het
geratel
der
wagens;
het
fluitje
der
stoombooten
overstemt
het
deuntje
van
den
klokketoren
het
touwwerk
der
schepen
vereenigt
zich
met
het
loof
der
boomen;
de
koets
rijd
naast
de
schuit;
de
winkel
spiegelt
zich
inde
gracht
en
de
zeilen
worden
weerkaatst
door
de
winkelglazen;
het
landleven
en
het
zeeleven
gaan
hier
hand
aan
hand,
door
en
over
elkander
henen,
en
vormen
samen
een
nieuw
en
levendig
tooneel
als
vaneen
feest
van
vrede
en
bondschap.
,
Napoleon
de
Groote
verveelde
zich
te
Amsterdam,
maar
ik
geloof
vast,
dat
het
zijn
eigen
schuld
is
geweest;
ik
heb
er
mij
geamuseerd.
Al
die
grachten,
bruggen,
breede
wateren
en
eilanden,
vormen
een
zoo
groote
verscheidenheid
van
schilder
-
achtige
uitzichten,
dat
hoe
lang
men
er
ook
rondwandelt,
men
nooit
alles
gezien
heelt
Er
zijn
duizend
manieren,
om
den
tijd
aangenaam
door
te
brengen.
Men
gaat
zien
naar
de
aankomst
der
schuiten,
die
de
melk
van
de
Utrechtsche
zijde
komen
aanbrengen;
men
volgt
de
schuiten
die
verhuisboedels
transporteeren,
met
de
dienstmeisjes
onder
haar
heldere
mutsjes
op
den
achtersteven
staande;
men
brengt
een
half
uur
door
op
het
torentje
van
het
paleis,
van
waar
men
het
over
-
zicht
heeft
op
het
Y,
het
gewezen
Haarlemmermeer,
de
roode
daken
van
Zaandam
en
dat
phantastische
bosch
van
masten,
toren
en
molens;
men
kijkt
naar
het
baggeren
van
den
modder
uit
de
grachten,
naar
het
dichtdraaien
der
sluizen
en
bruggen,
naar
de
duizenderlei
voorzorgen
welke
deze
vreemde
stad
vereischt
die
jaarlijks
vier
honderd
duizend
gulden
moet
uitgegeven
om
hare
wateren
m
orde
te
houden.
En
weet
men
niets
anders,
dan
heeft
men
altijd
het
schouwspel
der
dienst
-
meisjes
en
knechts,
die
met
pompen
en
spuiten
de
deuren
der
huizen,
de
vensters
51