Tekstweergave van GA-1930_MB017_00055

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM De heer C. Kitsz verzekert dat de Amsterdamsche arbeiders zich in grootc meerderheid reeds lang hebben vereenigd met de demping van het Rokin. Hij is daar dus ook vóór, nl. voor demping van het gedeelte tot het Spui en mits hot verdere gedeelte ongemoeid zal blijven. De heer L. H. Seegers spreekt in denzelfden trant. Wat de anti-dempers willen moet prutswerk blijven. De heer J. Th. Peters acht de argumenten van de heeren Boekman en Baas niet gelukkig, zij vormen geen zakelijke gronden tegen demping. Hij zal van harte daar vóór stemmen. De heer Klaas de Vries had graag met cijfers zien aangetoond dat m de behoeften van het verkeer op het Rokin, ook inde toekomst, alleen behoorlijk is te voorzien door demping. Hij wenscht noodzakelijkc verbeteringen, desnoods met opoffering van het water, maar hij hoopt daarvoor argumenten te krijgen van den dienst der P. W., want zooals de zaak nu ligt zijnde raadsleden vrijwel stuurloos. Uit zijn redeneering valt op te maken dat hij zal stemmen voor demping, maar met zooveel worden zegt hij dat niet. Prof. dr. R. H. Woltjer heeft ineen lange redevoering kenbaar gemaakt dat hij zich niet zou verzetten tegen de motie van den heer Ter Haar om het Rokin van Dam tot Spui te dempen. Hij wil daarom toch niet worden ingedeeld bij de dcmpingsmaniakken. Hij verzet er zich tegen dat de dienst van P. VV. als zondebok moet dienen. In elk algemeen verkeersplan zal het bedoelde stukje Rokin gedempt moeten worden. Het historische argument tegen demping zou juist moeten voeren tot demping van het bedoelde gedeelte, omdat reeds door het leggen van den naamgevenden Dam inden Amstel, dit deel van de oude rivier is ontaard. Het aesthetische argument kan buiten bespreking blijven, omdat het toch niet aangaat het Rokin op één lijn te stellen met onze schoone, statige grachten. De heer F. van Meurs betoont zich in zijn rede een sterk overtuigd anti-demper. Het is volgens hem onbetwistbaar dat demping van het eerste gedeelte, nood - zakelijk moet voeren tot dempen van het overige. Voorts toont deze spreker aan, dat de heer Klaas de Vries nog in ’2B een overtuigd tegenstander van dempen was en dat ook de communisten, met name de heer Wijnkoop, sterk voor het behoud van het water en tegen de demping van het Rokin zijn geweest. De lieer D. Wijnkoop weerlegt den vorigen spreker, want bij dc begroeting had hij nog gezegd dat het Rokin in dezen wandaalschen toestand werd gelaten, om op die manier demping te forceeren. Nu is hij van meening wel veranderd doch alleen in dezen zin, dat tengevolge van die verwaarloozing de demping niet meer is tegen te houden. Dus is hij daar vóór, maar bij wegneming van „het wormvormig aanhangsel” wenscht hij daaraan geen consequentie verbonden te zien ten aanzien van ander Amsterdamsch water. Mr. J. Rutgers betuigt zijn verbazing over de wijze van behandeling. B. en W. hebben niets gedaan om deze discussie voor te bereiden. Er is in het college een meerderheid en een minderheid; aan de meerderheid verwijt hij dat zij geen schetsplan heeft gegeven. Hij betoogt ten slotte dat het niet goed is om te stemmen voor of tegen de demping van het Rokin, omdat noch door het een, noch door het ander, op het Rokin een goede toestand is te krijgen. Uit naam van zijne fractie, die van den Vrijheidsbond, dient de spreker een motie in, luidende: „De Raad, van oordeel dat zonder een behoorlijke voorbereiding door B. en W. geen beslissing inzake het Rokin-vraagstuk mogelijk is, noodigt B. en W. uit, zoowel een uitgewerkt plan met behoud van het water in te dienen, als een plan met demping van het water tusschen Rokin en Langebrugsteeg”. Wethouder dr. F. M. Wibaut, woordvoerder voor de meerderheid m het college van B. en W. (d.w.z. vijf van de zes wethouders), wcnschte den Raad ten sterkste aan te raden de motie Boekman-Baas te aanvaarden en de motie Ter Haar te 47