Tekstweergave van GA-1930_MB017_00053
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
„Hendrick
de
Keyser”,
door
het
verleggen
van
de
trambanen
en
verandering
van
de
trottoirs
langs
r
den
wallekant.
Trouwens,
de
groote
stagnatie
heerscht
op
het
Muntplein
en
die
wordt
niet
opgeheven
door
demping
van
het
Rokin.
Spr.
is
vast
overtuigd
dat
bij
demping
van
liet
eerste
gedeelte,
inde
toekomst
onherroepelijk
het
tweede
gedeelte
moet
volgen.
Hij
verzet
zich
ten
slotte
tegen
de
belachelijke
bewering
dat
er
onder
de
bevolking
en
ook
inden
Raad
een
groep
bestaat,
welke
zóó
sterk
beheerscht
wordt
dooreen
maniakale
voorkeur
voor
het
oude,
dat
zij
bereid
is
van
Amsterdam
een
doode
stad
te
maken,
terwijl
zij
niet
tegemoet
wil
komen
aan
de
eischen
van
het
moderne
verkeer.
Die
bewering
is
in
flagrantcn
strijd
met
de
feiten,
want
waar
zijnde
eischen
van
het
verkeer
en
van
de
ont
-
wikkeling
der
stad
opgeofferd
aan
de
piëteit
voor
het
oude?
En
de
nieuwe
stads
-
uitbreidingen
dan
?
Ten
slotte
verklaart
de
heer
Van
den
Tempel
met
liefde
te
zullen
stemmen
voor
de
motie
van
de
heeren
Boekman
en
Baas,
maar
inde
verwachting
dat
de
Raad
na
aanneming
daarvan,
zonder
dralen
zal
besluiten
tot
het
aanbrengen
van
alle
noodzakelijke,
groote
verbeteringen
op
het
Rokin.
De
heer
F.
J.
A.
M.
Wierdels
beroept
zich
op
zijn
verzekering
van
3
Mei
1925,
dat
hij
bereid
zou
zijn
het
eigenaardige
oude
en
het
oude
schoon
der
stad
voor
dc
eischen
van
het
tegenwoordige
verkeer
op
te
offeren,
maar
toch
alleen
dan,
als
hem
de
alleruiterste
noodzakelijkheid
hiervan
was
gebleken;
en
dat
dit
(toen
nl.)
nog
niet
het
geval
was
ten
aanzien
van
demping
van
het
Rokin.
Voor
hem
staat
de
zaak
nog
juist
zoo
als
toen,
in
1925.
Hij
gaf
vervolgens
een
opsomming
vaneen
aantal
~heillooze”
dempingen
en
hij
deed
aanhalingen
uit
vroegere
stadsstukken
om
te
betoogen
dat
toch,
hoe
lief
men
het
historische
schoon
van
Amsterdam
ook
heeft,
tot
demping
moet
worden
overgegaan,
wanneer
het
niet
anders
kan.
Dit
nu
geldt
niet
voor
het
Rokin.
Ook
hij
verklaart
lang
niet
gerust
te
zijn
omtrent
de
toekomst
van
het
tweede
gedeelte
van
het
Rokin.
Het
behoud
van
Amsterdams
karakteristieke
schoon
zoo
besluit
hij
zijn
rede
is
een
practisch
vraagstuk
voor
dc
toekomst
en
op
den
Raad
rust
thans
een
zeer
zware
verantwoordelijkheid.
Laat
men
ver
-
hoeden,
dat
een
font
wordt
begaan
die
onherstelbaar
zou
zijn.
De
heer
W.
J.
Carels
voert
voornamelijk
weerleggingen
aan
tegen
de
vorige
sprekers
die
voor
behoud
van
het
water
hebben
gepleit.
Hij
acht
demping
nood
-
zakelijk,
voor
een
behoorlijken
verkeersweg
en
ten
behoeve
vaneen
„eerste
klas
parkeergelegenheid”.
Mr.
dr.
G.
van
den
Bergh
betoogde
dat
er
geen
voorstanders
zijn
van
demping
van
het
Rokin
als
zoodanig,
die
het
water
per
se
weg
willen
hebben.
Zij
die
demping
voorstaan
zijn
ten
onrechte
van
meening
dat
alleen
op
die
manier
aan
den
onhoud
-
baren
toestand
van
het
Rokin
een
einde
kan
worden
gemaakt.
Zij
verkeeren
onder
de
suggestie
dat
slechts
dempen
uitkomst
kan
brengen.
Hetzelfde
is
met
name
het
geval
met
de
Rijkscommissie
voor
dc
Monumentenzorg
en
den
Stedebouw
-
kundigen
Raad.
In
hunne
adressen
hebben
zij,
zoo
ziet
spr.
het
in,
alleen
willen
zeggen:
indien
dempen
werkelijk
noodzakelijk
is,
dan
zullen
wij
ons
daartegen
niet
verzetten.
Dit
is
als
het
ware
een
reactie
op
een
reactie.
Er
is
een
tijd
geweest,
dat
niets
gespaard
werd.
Daarop
is
een
reactie
gevolgd,
doch
nu
vreest
men
blijkbaar
dat
deze
reactie
ook
weer
te
ver
gaat;
dat
inde
oude
stad
geen
enkel
gebouw
zou
mogen
worden
afgebroken;
dat
men
van
de
oude
stad
een
openluchtmuseum
zou
willen
maken!
Maar
neen,
de
tegenstanders
van
demping
zijn
geen
maniakken;
zij
wenschen
het
Rokin
niet
te
behouden,
alleen
omdat
het
oud
en
desniettegen
-
staande
noodzakelijk
is.
Naar
zijn
overtuiging
is
echter
een
goede
oplossing
met
behoud
Van
het
water
mogelijk;
een
Amstcrdamsche
oplossing,
die
met
alle
eischen
van
het
verkeer
rekening
houdt;
die
aan
alle
schoonheid
recht
doet
wedervaren.
De
heer
Z.
1).
J.
W.
Gulden
verdedigt
den
directeur
van
P.
W.
tegen,
naar
liet
hem
voorkomt,
onbillijke
en
onverdiende
kritiek.
\
ervolgens
bestrijdt
hij
den
heer
Boekman
op
verschillende
punten
en
hij
weerlegt
in
bijzonderheden
de
bewering
45