Tekstweergave van GA-1930_MB017_00050
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
heeft
over
de
samenstelling
van
dat
adres
met
vergaderd,
de
leden
zijn
er
niet
in
gekend
....
(De
heer
Rustige:
Zijnde
leden
van
Amstelodamum
ter
zake
van
het
Rokin
-
vraagstuk
wel
gekend?)
De
heer
Boekman
:
dit
is
onjuist.
Amstelodamum
treft
dit
verwijt
niet;
het
heeft
reeds
sinds
1901
geageerd
tegen
demping
van
het
Rokin.
Twee
jaar
geleden
heeft
Amstelodamum
zelfs
een
bedrag
ter
beschikking
gesteld
voor
het
uitschrijven
vaneen
prijsvraag
voor
verbetering
van
het
Rokin
met
behoud
van
het
water;
jaren
achtereen
is
tegen
demping
geageerd
en
het
bestuur
van
Amstelodamum
had
dus
zeker
het
recht,
gezien
het
feit,
dat
men
het
jaren
geleden
eens
was,
thans
tegen
demping
te
ageeren.
(De
heer
Gulden:
Nu
zijnde
leden
niet
geraadpleegd:
die
menschen
van
1901
zijn
allemaal
dood!)
Het
spijt
den
heer
Boekman
te
moeten
zeggen,
dat
er
nog
geen
interruptie
van
den
heer
Gulden
is
gekomen,
die
juist
was.
Op
elke
jaarvergadering
heeft
het
bestuur
van
Amstelodamum
mededeeling
gedaan
van
zijn
optreden
met
betrekking
tot
de
Rokinkwestie,
en
telkenmale
is
dit
optreden
door
de
leden
goedgekeurd.
In
het
laatste
gedeelte
zijner
rede
sprak
de
heer
Boekman
over
het
tegenover
-
gestelde
voorstel,
dat
van
den
heer
Ter
Haar,
die
zes
jaar
wethouder
voor
de
Publieke
Werken
is
geweest
en
zes
jaren
lang
aan
den
Raad
de
mogelijkheid
heeft
onthouden
om
over
het
Rokin
een
beslissing
te
nemen.
Indertijd
heeft
hij
ook
de
Leidschegracht
willen
dempen
en
wie
dat
wenscht
heeft
ook
het
recht,
dit
voorstel
in
te
dienen.
Met
het
dempen
van
het
Rokin
begaat
men
een
groote
fout.
Spr.
is
het
eens
met
een
bewoner
var
het
Rokin,
den
heer
Muller,
die
geschreven
heeft
dat
de
demping
van
het
Rokin
de
kroon
zou
zetten
op
alle
bouwfouten,
die
inde
laatste
vijftig
jaar
zonder
geweten
zijn
uitgevoerd.
Het
staat
vast
dat
met
behoud
van
het
water
vele
oplossingen
mogelijk
zijn.
In
het
bijzonder
herinnert
spr.
aan
de
uitspraak
van
den
heer
De
Graaf,
toen
hij
zeide
dat
van
hem
geen
planwas
te
verwachten
ter
verbetering
van
het
Rokin
met
behoud
van
het
water,
doch
dat,
wanneer
de
Raad
zich
daarvóór
verklaarde,
hij
zou
komen
met
een
zoo
goed
mogelijke
oplossing.
Hieruit
blijkt
dat
ook
de
directeur
van
P.
W.
een
oplossing
mogelijk
acht.
De
heer
De
Graaf
is
een
man
van
karakter,
voor
wien
spr.,
al
is
hij
het
niet
altijd
met
hem
eens,
groote
waardeering
heeft.
Spr.
is
er
dan
ook
van
overtuigd
dat
de
heer
De
Graaf,
indien
hij
een
op
-
lossing
met
behoud
van
het
water
niet
mogelijk
had
geacht,
hij
dit
even
publiekelijk
zou
hebben
verklaard.
De
voorstellers
van
de
motie
kunnen
niet
zeggen
hoeveel
water
er
af
moet;
dat
is
hun
taak
niet;
zij
stellen
vertrouwen
inden
dienst
der
P.
W.
en
in
B.
en
W.,
dat
wanneer
de
motie
is
aangenomen,
zij
wordt
uitgevoerd
in
overeenstemming
met
de
bedoeling
van
de
voorstellers
en
de
voorstemmers.
Wordt
echter
tot
demping
besloten,
dan
blijft
de
Raad
beneden
zijn
taak.
Men
moet
niet
alleen
trachten
nieuwe
schoonheid
te
brengen,
maar
ook
de
oude
schoonheid
te
bewaren.
Als
voorsteller
van
de
motie
vóór
demping,
sprak
inde
tweede
plaats
de
heer
J.
ter
Haar
Jr.
Sedert
hij
als
wethouder
voor
de
P.
W.
in
1926
een
prae-advies
en
daarop
een
nota
aan
den
Raad
had
aangeboden,
waarin
demping
van
het
Rokin
was
aanbevolen,
verklaarde
hij
niet
van
meening
te
zijn
veranderd.
Meer
dan
ooit
is
hij
overtuigd
dat
het
Rokin
tusschen
Dam
en
Spui
meet
worden
gedempt,
nen
déplaise
degenen
die
aandoenlijke
stukken
schreven
en
hartstochtelijke
redevoeringen
hielden.
.
.
.
die
van
de
stad
een
museum
van
oudheden
willen
maken
....
de
oude
stad
als
een
antiquiteit
willen
bewaren
en
die
geen
o
g
hebben
voor
de
levende
stad.
De
spr.
trad
inde
voorgeschiedenis
van
1926.
B.
en
W.
waren
toen
van
meening
dat
alleen
bij
uiterste
noodzaak
de
hand
mocht
worden
geslagen
aan
het
veranderen
vaneen
stadsdeel.
Zij
kwamen
tot
de
slotsom
dat
het
bewuste
42