Tekstweergave van GA-1930_MB017_00046
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
leder
jaar
gedurende
zes
weken
koninklijke
residentie
is,
valt
zonder
nadere
hteratuuraanduiding
niet
na
te
gaan.
De
rubriek
geographische
ligging
geeft
een
beknopt,
maar
duidelijk
overzicht
van
de
typische
bijzonderheden
van
de
ligging
der
hoofdstad.
Onduidelijk
en
ook
niet
geheel
zonder
fouten
daarentegen,
is
de
uiteenzetting
over
de
ontwikkeling
van
het
stadsplan.
Zoo
wordt
b.v.
de
aanleg
van
het
Noordzeekanaal
gesteld
inde
jaren
1865
—1872.
Hoe
men
ook
moge
denken
over
het
oudste
Amsterdam,
zeker
is
het
vroeger
te
dateeren
dan
hier
gebeurt
n.I.
in
het
begin
der
14e
eeuw,
en
zeker
was
de
be
-
bouwing
niet
zoo
omvangrijk
als
de
hier
aangeduide
ruimte,
begrensd
door
de
beide
V
oorburgwallen.
De
rubriek
over
het
onderwijs
herbergt
ook
gegevens
over
musea,
waarbij
het
Stedelijk
Museum
nog
steeds
minder
juist,
Suasso-Museum
heet.
Aan
het
eind
is
een
korte
algemeene
literatuuropgave
geplaatst.
De
laatste
rubriek
„geschiedenis”,
is
niet
vrij
van
fouten.
Ook
hier
weer
de
oude
fout
van
ter
rouw,
dat
Amsterdam
een
Hanzestad
is
geweest
en
dan
bovendien
nog
met
een
verkeerd
jaartal.
De
oude
voorstelling
van
den
achteruitgang
van
den
Amster
-
damschen
handel
inde
18e
eeuw,
ontbreekt
evenmin.
Deze
rubriek
heeft
een
afzonderlijke
literatuuropgave,
waarin
de
voornaamste
algemeene
werken
vermeld
worden,
soms
echter
niet
geheel
volledig.
Ondanks
de
aangevoerde
bezwaren,
is
het
geheel
toch
wel
een
lezenswaardig
en
bruikbaar
artikel,
dat
althans
den
Duitschen
lezer
een
goed
beeld
van
Amsterdam
geeft.
H.
van
der
Bijli,
AMSTERDAMSCHE
ZIJDENIJYERHEII)
In
het
Tijdschrift
voor
Geschiedenis,
dl.
45,
blz.
18
vlg.
geeft
Dr.
Leonie
van
Nierop
een
historische
schets
van
de
Amsterdamsche
zijdenij
verheid.
Wij
halen
het
begin
ervan
aan;
„Eender
belangrijkste
industrieën
van
Amsterdamwas
in
de
dagen
der
Republiek
de
zijdenijverheid.
In
deze
stad,
eender
voornaamste
zijdemarkten
van
Europa,
werd
de
ruwe
zijde
„uyt
de
bael
van
de
gront
af”
gereed.
Van
het
jaar
1626
dagteekende
het
zijdeverversgilde
en
in
1663
getuigde
de
overheid
inde
considerans
vaneen
keur,
„dat
de
fabrique
en
handel
van
aller
-
leve
sijde
manufacturen
alhier
ter
stede
hoe
langhs
hoe
meer
komt
toe
te
nemen
en
tloreeren
tot
welstand
en
beneficie
van
vele
goede
ingesetenen
deser
stede,
soo
koopluyden
als
anderen,
die
de
voorsz.
fabrique
en
manufacturen
respectivelijck
exerceren,
daer
in
handelen
en
arbeyden”.
Hoewel
reeds
enkele
klachten
over
haar
achteruitgang
hier
te
lande
gehoord
worden,
is
het
opperhoofd
te
Yedo
in
1731
tevreden,
dat
de
fluweeien,
in
dat
jaar
verschonken,
„tot
Amsterdam
alsook
te
Leyden
sijn
geschooren”.
In
Wagenaars
tijd
was
deze
industrie
den
weg
van
zoovele
andere
gevolgd
en
aan
het
einde
der
achttiende
eeuw
leidde
zij
een
kwijnend
bestaan.
Nog
wordt
op
den
plattegrond
van
de
beurste
Amsterdam
in
1801
de
plaats
van
de
„fabriceurs
in
sijde
en
manufacturen”
aangewezen,
maar
'
an
meer
dan
enkele
fabrikanten
was
toen
en
ook
later
in,
de
negentiende
eeuw
geen
sprake.
Enkele
oogenblikken
bij
haar
geschiedenis
te
verwijlen,
is
men
de
nagedachtenis
van
zulk
een
„voornaame
neering”
wel
verplicht.
Dr.
van
Nierop
geeft
m
deze
studie
de
geschiedenis
der
Amsterdamsche
zijdeindustrie
tot
inde
zeventiende
eeuw
en
beschrijft
nauwkeurig
de
techniek
van
het
ambacht:
het
artikel
wordt
voortgezet.
H.
Brugmans
Het
Rokin
in
gedempten
toestand.
-
Neen,
zoo
ver
is
liet
niet,
maar
in
zijn
nummer
van
22
Februari
1930
£ce(t
het
weekblad
Buiten
van
dien
heilstaat
een
niet
zeer
aantrekkelijk
toekomstbeeld,
door
vergelijkende
platen
hoe
het
Rokin
als
gracht,
over
zijn
ge
-
heele
lengte
nog
heden
is
en
hoe
het
worden
kan
na
demping.
Deze
afbeel
-
dingen
zijn
niet
nieuw
en
toch
zijn
zij
niet
aan
te
merken
als
door
plagiaat
verkregen.
Zij
zijn
n.l.
herdrukt
uiteen
oud
nummer
van
Buiten,
dat
reeds
in
het
voorjaar
van
1914
verscheen.
Dit
38