Tekstweergave van GA-1930_MB017_00016
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
„Geluck(wensch)
aan
d’
E.
A.
Heeren
Regeerders
van
Amstelredam
in
haer
nieuwe
Stadthuys”,
bij
de
inwijding
in
1655.
x
)
Langer
dan
een
eeuw
zijnde
versieringen
alle
inden
vloer
gebleven.
Dat
zij
algemeen
bekend
waren
en
een
reputatie
genoten,
daarvan
getuigt
een
welsprekende
advertentie
uit
het
jaar
1700,
welke
wij
te
danken
hebben
aan
den
adjunct-archivaris
der
gemeente,
mr.
W.
F.
H.
Oldewelt.
Die
aankondiging
luidt
(inden
aanvang
hebben
wij
enkele
woorden
gecursiveerd)
woordelijk
aldus:
Marten
Struyk,
Makelaer,
sal
op
Woensdag
den
21
April
1700,
ten
huyse
van
Johannes
Karsteman,
m
’t
Nieuwe
Heeren
Logement,
’s
avonds
ten
6
uuren,
verkopen
een
Globum
lerrestreniHemisphaerialem,
of
halve
Aerdkloot,
alles
uyt
wit
marmer,
so
als
sy
op
’tstadhuys
leggen,
alle
couleuren
niet
ingehakt,
maer
dooreen
nieuwe
inventie
van
levendige
couleuren
m
de
steen
selfs
gepenetreert;
zynde
seer
bequaem
om
ineen
Zael
of
groote
Kamer
ineen
vloer
te
legden,
t
geen
noyt
uytslijt,
maer
selfs
door
schrobben
en
schuuren
hoe
langer
hoe
moyer
word,
gemventeert
door
Capt.
Nicolaas
de
Vos
en
Mr.
Liewe
Willems
Graef,
dewelke
alle
plaetsen
op
hare
behoorlyke
lengte
en
breedte
hebben
geleyt,
met
den
Zodiac
en
Aequi
-
noctiale
Linie.
Voorz.
Globe
leyt
by
Mr
Liewe
Willems
Graef,
op
de
Haerlemmerdyk,
inde
Vnese
Pinas,
alwaer
hy
s’
daegs
te
vooren,
en
op
de
verkoopdag,
van
ieder
die
’t
gelieft,
kan
gesien
worden.
Amsterdamse
Saterdaegse
Courant
nr.
46,
A°
1700,
17
April.
Wat
er
later
inde
18e
eeuw
en
daarna
met
de
halfronden
is
gebeurd,
kan
door
de
hier
volgende,
authentieke
mededeelingen
worden
overzien.
De
altijd
nauwkeurige
Wagenaar
geeft
(in
1765)
een
duidelijke
beschrijving
van
de
Burgerzaal
(dl.
11,
blz.
13)
en
in
het
bijzonder
van
den
ingelegden
vloer.
Het
is
opmerkelijk
dat
hij
in
het
verleden
spreekt.
De
ingelegde
vloer
der
zaale
plagt
nog
meer
uitte
munten
dan
het
geschilderd
gewelf.
Inden
zelven
zag
men,
in
’t
midden,
een
doorgesneden
hemelkloot,
waarin
zig
de
Noordpool
vertoonde;
en
de
gesteenten,
zo
alsze
doorgaans
verbeeld
worden,
benevens
de
hemelkringen
van
geel
koper,
m
’t
marmer
van
den
vloer,
ingewerkt
waren.
Doch
de
beeldtenissen
in
deezen
platten
hemelkloot
zyn,
door
den
tyd,
al
zeer
uitgesleeten.
Ter
wederzyde
van
den
hemel
-
kloot,
lagen,
naar
beide
de
einden
der
zaale
toe,
twee
halve
platte
aardklooten;
inden
eenen
ten
oosten,
waren
Europa,
Azia
en
Afrika,
en
inden
anderen,
ten
westen,
Amerika
afgebeeld’
De
kusten
werden,
door
gekleurde
steenen,
onderscheiden.
De
evennagtslyn,
de
zonnewee
en
de
andere
kringen,
waren
van
geel
koper.
De
tyd
en
’t
menigvuldig
betreeden
der
zaal?
hadt
deze
kopstukken
ook,
voor
een
gedeelte,
beroofd
van
derzelver
oorspronkelyk
sieraad.
Men
hadt,
hierom,
voor
eenige
jaaren,
ondernomen,
de
halve
aardklooten
te
vernieuwen.
Doch
de
stof,
waarmede
de
landen
en
wateren
moesten
onderscheiden
worden,
werdt
niet
bestendig
genoeg
gevonden,
waarom
de
plaats
der
halve
aardklooten,
konstiglyk,
met
marmer
werdt
gevuld,
zonder
dat
’er
de
voorige
afbeeldsels
in
gebragt
werden,
in
welken
staat
het
werk
tot
nog
toe
gebleven
is.
Wat
verder
(als
voren,
blz.
26)
deelt
Wagenaar
nog
iets
mede
over
twee
ver
-
trekjes
op
de
derde
verdieping,
die
vroeger
een
bepaalde
bestemming
hadden
(vergaderlokaal
voor
de
Super-intcndenten
der
Zyden-Manufactuuren),
maar
nu
(m
zijn
tijd)
niet
meer.
Hij
voegt
er
bij:
„De
schilder
van
Dyk
heeft
’er
een
sleutel
van,
en
bewaart
er
de
geheelde
steenen
die
tot
de
twee
'platte
halve
aardklooten
,
inden
vloer
der
groote
zaale
,
geschikt
waren;
doch
niet
gebruikt
zijn.”
Uit
dit
een
en
ander
volgt
dat
de
halfronden,
niet
lang
vóór
1765,
na
vruchtelooze
pogingen
om
ze
bij
te
werken,
uit
den
vloer
werden
genomen
(waarna
de
ruimte
welke
zij
hadden
ingenomen
op
de
ons
reeds
bekende
manier
werd
opgevuld),
en
dat
zij
toen
tot
nader
order,
als
de
stukken
vaneen
legkaart,
boven
in
het
Raadhuis
werden
opgeborgen.
b-
In
1657
zijn,
zoowel
de
gedichten
van
„Constanter”
op
de
halfronden
en
de
sphaera
in
de
Burgerzaal,
als
zijn
gelukwensch
aan
Burgemeesteren,
door
den
vermaarden
schoonschrijver
Lieven
van
Coppenol,
m
zwierige
penneconst
uitgevoerd
(beschreven
en
afgebeeld
naar
de
ongmeelen
inden
catalogus
„Oud
Amsterdam”
(verzamelingen
Wurfbain,
Slagregen.
Kroese,
e.a
)
voor
de
veilmgreeks
bij
Fred.
Muller
&
Co.,
6—22
Mei
1912,
nrs.
1038
en
’74)T
Het
laatst
-
bedoelde
gedicht
werd
met
gulden
letteren
in
zwarten
„toetssteen”
gegraveerd
en
in
Burge
-
meesterkamer
opgehangen.
Thans
is
die
steen
met
de
fraaie
krulletters
van
Coppenol,
te
zien
in
net
historisch
museum
van
Amsterdam
op
de
Nieuwmarkt.
8