Tekstweergave van GA-1930_MB017_00010

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Zoo is Amsterdam: liet oude, zooals het ligt inden halven cirkel van de voormalige vest, van zijn „buitensehans”, zooals de oude Amsterdammers het noemden. Niet hetgeen óók Amsterdam heet, doch met de prachtige antieke stad niets gemeen heeft de gordel van bij het oude stadsplan niet aansluitende, stelsellooze, hopelooze, troostelooze, afzichtelijke wijken, die de stadsuitbreiding vormen, inde tweede helft der negentiende eeuw aan - gevangen en tot inde twintigste voortgezet. Deze „nieuwe stad” vormt een verbijsterende tegenstelling tot de oude en legt wrange getuigenis af, zoowel van de onbekwaamheid der stadsbestuurders vaneen halve eeuw geleden, als van het hopelooze verval der bouwkunst in die dagen. Wie, naar het oude gezegde, over deze gruwelijke buurten het schrikkelijkst zwijgt, heeft het allermeest gezegd 1 ). Men zou in staat willen zijn, om met gesloten oogen deze ellendige wijken, deze nieuwe stad te doorkruisen, op den tocht van de oude naar de nieuwe stad. Want in onze dagen is, buiten de verfoeilijke „pijp”-buurten, het nieuwste Amsterdam verrezen, dat, ais het oude, een geheel eigen karakter heeft, een reeks van uit - gestrekte moderne wijken, als geen andere stad ter wereld te aanschouwen geeft. Wel-overwogen is hier hetgeen men tegenwoordig „stedenbouw” noemt. Logisch en dien - tengevolge schoon is het stratenplan. Breed, doelmatig en fraai beplant zijn er de hoofd - verkeerswegen, intiem en gezellig de overige straten; en eenige grachten, van anderen aard dan die der oude stad, verlevendigen het stadsbeeld en prijken met zeer origineele en van merkwaardig beeldhouwwerk voorziene bruggen, die soms in hun aanblik iets antieks hebben, doch in wezen geheel van onzen tijd zijn. Jonge bouwmeesters, die „de Amster - damsche school” in het leven en tot aanzien ver over de landsgrenzen gebracht hebben, schiepen nieuwe architectonische vormen en vonden ongedachte oplossingen. Niets herinnert hier aan de bouwkunst van vervlogen tijdperken. Geen reminiscentie van het oude Amster - dam is hier te vinden. In monumentale blokken gegroepeerde woningen, van die der een - voudige arbeiders-verblijven tot de weelderige „flats” toe, wisselen af met ééngezins- en étage-woningen, en ook zijn er villa’s en heerenhuizen alles anders dan ooit te voren werd gebouwd, in strenge lijnen soms, fantastisch elders, doch alles oorspronkelijk en som - tijds zelfs geniaal. Zoo ontstond een nieuw Amsterdam, in bijna alles de tegenstelling van het oude, maar dit er mede gemeen hebbende, dat er nergens iets is, dat er mede kan vergeleken worden. Heeft het oude Amsterdam een geheel eigen en bijzonder karakter, zoo is het ook met het nieuwe. Beider schoonheid is zonder weerga en aldus hebben De Klerk, Vander Meij, Kramer, Staal, Wijdeveld en de hunnen voor onzen tijd gedaan, wat De Keyser, Van Campen, Stalpaert, Vingboons en anderen in het verleden hebben verricht. Ware het mogelijk de afgrijselijke buurten, die de oude stad scheiden van de nieuwste, te doen verdwijnen, deze te vervangen dooreen gordel van parken, desnoods door goede bebouwing, Amsterdam zou de volmaakste stad ter wereld zijn. Zooals het is, behoort zij nochtans tot de schoonste en zeer zeker is zij te prijzen als de eenige groote stad, op welke geen andere gelijkt, die zich zelf is en waarin schoonheid en intimiteit tot een onvergelijkelijke harmonie vereenigd zijn. Het geheele werk van den heer Henri Polak een „heemschutter” ja, maar een die, op de manier van de oude geuzen, deze ietwat schamper bedoelde benaming mag dragen als een eeretitel verdient overal in het land gelezen en herlezen te worden. b Inden tekst staat „schikkelijkst”. Wij hebben het woord als boven gespeld. De zinsnede is stellig afkomstig van Constantijn Huygens, die inde „Stede-stemmen” zijn lofdicht op Amsteldam besluit met deze regelen: Tweemael-Venetien, waer’s ’t einde van uw wallen? Seght meer, seght, Vreemdeling, seght liever niet met allen: Roemt Roomen, prijst Parijs, kraeyt Cairos heerlickheyt; Die schriele’Hekst van my swijght, heeft allerbest geseit. (Red.) DE AMSTERDAMSCHE BRUGGEN Onze oude Amsterdamsche brug is de baksteenen boogbrug, wonder van eenvoud en schoonheid, en tegelijkertijd van soliditeit. Ofschoon drie a vier eeuwen oud zijn ze nog altijd stevig en veilig. Alleen niet gemakkelijk voor het verkeer, al nemende mechanische voertuigen ze nu natuurlijk zonder moeite. Ze waren dan ook meer op het water, dan op het land verkeer berekend. Wie langs den Am stel, tusschen Amstelstraat en Sarphatistraat rijdt, krijgt het gevoel zich op een rutschbaan, op „montagnes russes”, te bevinden. Maar nog eens: wat eene degelijkheid van bouw! Ik geloof dat er inden loop der jaren maar één is geweest, die ons bij verrassing inden steek heeft gelaten. Dat was de brug over de Keizers- 2