Tekstweergave van GA-1930_JB027_00105

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
bijzondere verplichtingen werden opgelegd. Doch de kerkmeesters moesten voor het hun geschonken bedrag van veertig pond grooten vlaams „laten singen tot vier woensdagen vanden quatertemperen alle jaere tot ewigen tyden tsauonts te uoren een vigehe allen den priesteren van deser ewiger memonen oosters ende choralen die den getyden singen ". Voor hun presentie ontvingen deze officianten en zangertjes, ten minste als zij aanwezig waren „voer het eerste lesse”, dus vóór de eerste lectie van de eerste nocturn \ „een oirt vaneen witte stuuer” 2 , en eenzelfde beloomng ontvingen zij voor hun presentie des anderen daags bij de zielmis, waarvoor de priester, die deze zielmis opdroeg, een witte stuiver ontving, en elke dienaar een halve witte stuiver. Bovendien moesten op genoemde dagen de kerk - meesters doen belichten de graven van Geryt Bumnx in het kruiskoor en van Ruysch Jacobsz. inden kooromgang. Hoogstwaarschijnlijk moesten dan bij die gelegenheid door den priester met de dienaars en getijdenzangers, zooals dat gebruikelijk was, genoemde graven worden bezocht en daar gebeden of gezongen worden de Psalmen „Miserere mei Deus” en „De profundis” de bekende psalmen 50 en 129 voor de gedachtenis der overledenen. Bijzondere aandacht verdient nog het volgende. Van deze schenkmgsacte werden drie exemplaren gemaakt; het eene exemplaar zou berusten onder de „getyde sangers”, met dus bij de Getijdenmeesfers, het tweede bij de Huiszittenmeesters, het derde bij de Gasthuismeesters. Wel eigenaardig is het, dat de kerkmeesters, die te zorgen hadden voor het nakomen der verplichtingen, aan deze schenking verbonden, geen afschrift van de akte onder hun berusting kregen. Ten slotte bepaalde de schenker nog, dat wanneer de getijdenmeesters en kerkmeesters de hierbij hun opgelegde verplichtingen niet nakwamen, beide colleges, of de partij die m verzuim was, het hun geschonken bedrag m zijn geheel moesten uitkeeren aan de Huiszittenmeesters en aan de Gasthuismeesters ten behoeve van de armen a . Welke gegevens nu kunnen wij uit dezen giftbrief opmaken voor de geschiedenis der Zeven Getijden in Amsterdam? Vooreerst dit, dat reeds voor het jaar 1476 dit college was gesticht inde Nieuwe Kerk. Vervolgens, dat het Getijden-college 1 Het groote doodenofficie bestond, wat betreft de Metten, uit drie Nocturnen, en elke Nocturn uit drie Psalmen, gevolgd door drie Lectiones of lessen, fragmenten uit de H. Schrift. 2 Een „witte stuiver is volgens Verdam in voce een munt ter waarde van 8 duiten. 3 Wijl het hier geldt een document vaneen tot nu toe voor Amsterdam onbekende instelling, hebben wij gemeend dit, evenals de hierna nog te bespreken testamentaire beschikking van 1315, hier in zijn geheel af te drukken respectievelijk inde Bijlagen A en B. 33