Tekstweergave van GA-1930_JB027_00092

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Uiteen aanteekening van in 1391 te Danzig vertoevende grootschippers en koop - lieden blijkt reeds het tegenover de andere Hollandsche en Zeeuwsche steden over - wegende aandeel, dat de Amsterdammers hadden inde vaart naar de Prmssische graanhavens. Ook het oorlogschip, waarmede Amsterdam in 1368 deelnam aan een gezamenlijk met de Hollandsche en Zeeuwsche steden en de Duitsche Oostzeesteden onder - nomen actie tot bevrljding van de Sont, behoorde tot het allerzwaarste type. Behalve het scheepsvolk was het met 120 krijgslieden bemand. Dergelijke aanwijzingen geven ons wel een geheel ander inzicht over de werkelijke beteekenis van de Lastage van vóór 1387, dan de uit de school van ter Gouw stammende opmerking, dat men uiteen post ineen der grafehjke rekeningen van 1344 „van der cogghen te lastaedzen” volstrekt niet mag afleiden, dat er te Amster - dam een lastage bestond of de opmerking van ter Gouw zelf, dat uit het feit dat een inden strijd tegen de Friezen gebruikt grafelijk binnenvaartuig te Dordrecht was gebouwd, zou blijken, dat men de kunst van schepen te bouwen te Amsterdam nog niet verstond. De vraag rijst welke schepen men in 1342 op de Lastage bouwde. In tegenstelling met het bescheiden op de binnenvaart gerichte bedrijf van Haarlem, zooals wij dat uit den accijnsbrief van 1274 kennen, mogen wij uit het toereeden der zware oorlogskogge van 1368 en uit het voorkomen van Ooster - vaarders in 1247 te Lübeck en in 1277 te Riga met zekerheid afleiden, dat toen evenals de bovengenoemde schrijver omstreeks 1493 getuigt, ook op de Lastage van 1342 veelderlei groote en schoone schepen werden gebouwd. Wel leveren onze alleroudste zegels niet veel meer dan de aanwijzing, dat het dertiende eeuwsche Amsterdamsche vrachtschip behoorde tot het type dat toen inde havens van West Europa gebruikelijk was, maar uit het aantal steuntouwen van den zwaren mast blijkt toch, dat het tot de allergrootste soort behoorde. Het schip, dat in het zegel van omstreeks 1400 voorkomt, is daarentegen zoo uit - voerig en nauwkeurig, dat het werkelijk zou kunnen dienen voor de reconstructie vaneen echte Amsterdamsche kogge, (zie pl. I) Wanneer wij in gedachte een bezoek brengen aan de scheepswerven, die Corn. Anthonisz. op zijn houtsnede zoo suggestief heeft afgebeeld, dan mogen wijde daar op stapel staande koggen in 1342 precies zoo denken. Merkwaardig is de groote verwantschap tusschen de beide gelijktijdige zegels van Amsterdam en Danzig, een overeenkomst die zeer verklaarbaar is bij het 22