Tekstweergave van GA-1930_JB027_00090
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
van
1346
wil
hij
lezen
als
molentrap
en
de
molen
zou
dan
gelegen
hebben
niet
bij
de
Molensteeg,
maar
ergens
aan
het
IJ,
aan
een
ouderen
dijk,
die
naar
hij
zelf
toegeeft
zich
reeds
lang
door
den
Zeedijk
vervangen
dacht.
Bij
een
op
zijn
verzoek
in
het
Rijksarchief
ingesteld
onderzoek
bleek
de
molen
„op
die
oesterside”
ook
te
zijn
aangeduid
als
gelegen
inde
„Kerkstraat
,
of
„bij
Amsterdam
buten
die
Kerkstraat”
en
ook
„bi
Aemstelredam
op
den
dyc
te
Naerden-waert”,
en
als
laatste
vermeldingsjaar
dacht
men
1337
te
mogen
aan
-
nemen,
waarop
Dr.
M.
G.
de
Boer
meende
zijn
dijk
op
de
door
hem
bepaalde
plaats
gevonden
te
hebben
en
een
dijkbreuk,
met
als
gevolg
het
verleggen
van
den
dijk
na
1357
vaststelde.
Dat
de
steeds
bij
de
reconstructie
van
Amsterdam's
oudste
geschiedenis
gebruikelijke
bewijsvoering
op
grond
van
het
zwijgen
van
de
directe
bronnen
ten
eenenmale
onhoudbaar
is,
kan
niet
beter
worden
aangetoond,
dan
met
deze
conclusie.
Immers
door
welke
oorzaak
dan
ook,
het
ontging
dezen
schrijver,
dat
ineen
rentebrief
van
Hertog
Albrecht
van
1402
(Wagenaar
I,
162)
zoowel
de
Moolen
-
stege,
als
de
molen
„up
tie
olstzlde”
genoemd
worden
en
deze
laatste
ook
zelfs
nog
in
1489
voorkomt,
ineen
Rentmeestersrekening
van
Amstelland
(ter
Gouw
111,
238).
Op
dat
fameuze
argumentum
ex
silentio
nu
is
heel
de
vroegste
geschiedenis
van
Amsterdam
gebouwd,
de
voorstelling
van
haar
onbeduidendheid
zelfs
nog
in
1247
en
1277,
wanneer
de
geregelde
vlootvaart
naar
de
Oostzee
door
oorkonden
duidelijk
blijkt,
of
in
1300
uit
dein
den
stadsbrief
vermeldde
„vrihede”
volgt,
dat
Amsterdam
bestaat
uit
de
beide
„siden”,
zijnde
een
oude
en
een
nieuwe
stadswijk,
omringd
door
haar
oudste
jurisdictie
van
100
gaarden,
die
naar
wij
uiteen
proces
weten,
mets
anders
was
dan
ten
koste
van
Amstelveen
geannexeerd
terrein.
Inderdaad
men
mag
dat
alles
ruimer
zien
dan
men
steeds
placht
te
doen.
De
bewoners
der
Lastage
van
1342
zijn
volwaardige
poorters.
Het
zijn
geen
boeien
of
tuinders,
zooals
die
welke
m
het
overige
gebied
der
honderd
gaarden
gevestigd
waren.
Het
was
slechst
de
moeilijkheid
om
dat
terrein
langs
het
IJ
met
de
stad
binnen
de
vesten
tot
een
goed
verdedigbaar
complex
te
verheden,
die
als
reden
kan
gelden
voor
het
inde
stadsbrieven
wel
unieke
geval,
dat
de
geprlvilegeerde
stad
bestaat
uit
twee
afzonderlijke
stukken,
wier
staatkundige
grens
voor
elk
dezer
eenheden
zoo
nauwkeurig
en
duidelijk
kenbaar
wordt
omschreven.
Al
genieten
de
Lastagiërs
minder
bescherming,
omdat
het
nu
eenmaal
niet
anders
kan,
zij
vestigen
zich
daar
bij
hun
bedrijf.
20