Tekstweergave van GA-1930_JB027_00088

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
dam toen in het Marsdiep en Vlie de betonning en de verlichting voor een ander verkeer, dan dat vanuit het Ooster- en Westerwater. Trouwens dit is ook wel duidelijk uit den Koter tolbrief van 1347, die allerlei artikelen als zout en wijn vermeldt, welke voor den Rijn bestemd, te Amsterdam niet anders dan uit het Westerwater konden zijn aangebracht. Met recht kan men aannemen dat het verkeer met vloten scheeps naar Westen en Oosten dan is in vollen gang en wij begrijpen nu dat er in 1387, gelijk het privilege zegt: „kenlicke not” is de havenwijken uitte breiden. De Lastage van 1342. Voor de Lastage van 1342, zooals ik die der oudere periode kortheidshalve zal noemen, al besloeg zij diezelfde ruimte reeds vroeger, immers de „vrihede” van welke zij deel uitmaakt, wordt in 1300 genoemd zijn zoowel een begin als een eindpunt aan te wijzen, waarmede dus ook het tempo van haar ontwikkeling valt te bepalen. Het beginpunt is de Amsteldam, die zich in het duister der eeuwen verliest en de belangrijkheid tijdens haar opheffing kunnen wij beoordeelen naar den nieuwen toestand, die de oude verving. Haar oeverhjn, die op bijgaand kaartje uit mijn „Gijsbrecht s Amstelstad slechts globaal is aangegeven, mogen wij ons denken als vrijwel den loop volgend vanaf de Nieuwebrug, langs Prins Hendrikkade en Schreijershoek tot aan de Oude Waal. Dit eindpunt gelegen meen sterke bocht is te markant om niet aan te nemen, dat het ook niet reeds bestond vóór dat de handvest van 1342 het, als gelegen vijftig roeden oostwaarts van den molen aan den Zeedijk, naar welke de Molen - steeg benoemd is, voor het oostelijk grenspunt van het stadsgebied aangaf. Een versterkte voorstad. De lijn van het eindpunt der honderd gaarden (de S. Anthonispoort) gaande naar dat markante punt aan het IJ, moet zoo oud zijn als de „vrihede zelf. Niet slechts is zij volkomen evenwijdig met de latere grenslijnen van 1387, maar tevens valt er een stellig met toevallig verband te constateeren met de plaatsing op den Zeedijk van de S. Antonispoort. Deze staat namelijk niet haaks op den weg, gelijk zou zijn te verwachten, wanneer men in 1387, toen men de voorgangster der tegenwoordige poort daar als toegang tot het door aarden wallen en grachten beschermde stadsgebied heeft geplaatst, geheel vrij was geweest ten opzichte van de plaatsing. 18