Tekstweergave van GA-1930_JB027_00087

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Hollandsche steden, dan vergelijke men hun groei en de dichtheid hunner bebou - wing door hunne oudste kernen op gelijke schaal naast elkander te stellen gelijk ik in mijn „Gysbrecht’s Amstelstad” op pl. 22 heb gedaan. Waarschijnlijk hebben wij in het bestier der Deensche hertogen de reden te zien, dat behalve de kleinere strooptochten en de berichten, die wel op de verovering zelve wijzen, er eigenlijk niet blijkt vaneen bedreiging van Holland langs de oude toegangspoort van Marsdiep en Vlie. Van de oudste directe berichten heeft men het belang nimmer voldoende ingezien. Immers noch het bericht van 1248 overeen te Lübeck vastgehouden kogge, noch dat over het in 1277 te Riga uitgereikte privilege voor Lijfland, moeten als op zich zelf staande toevallige feiten worden beschouwd. Zij bewijzen een reeds geregeld in vlootverband uitgeoefende vaart, immers anders dan op die wijze had de handels - vaart in die eeuwen van onveilig verkeer niet plaats. Men denke ook aan het vlootvaardig snel recht der oudste keuren. Reeds m 1247 en 1277 moeten die Amsterdammers deel hebben uitgemaakt van een uit ons gewest gezeilde vloot van Ommelandvaarders, evenals wij in 1391 uit een aanteekemng te Danzig kunnen zien, een aanteekenmg waaruit tevens blijkt dat Amsterdam het leeuwendeel had inde Oostersche vaart. Ook de steeds nog als een betrouwbare steun geldende bewerking van de particulen van 1352 —54 en 1364 —66 van den voor de grafelijkheid te Amsterdam ontvangen tol van Hamburgsch en Oistersch bier, door Dr. H. J. Smit, geeft een volkomen scheeve voorstelling van het Amsterdamsche haven - bedrijf. Immers wanneer in 1367 op den Hanzedag te Keulen besloten wordt, dat 77 steden van Narva tot Zienkzee aan de bevnjdmg van de Sont zullen deelnemen en Amsterdam aan dien strijd deelneemt met een op haar eigen lastage uitgeruste vredekogge, die behalve het scheepsvolk nog 120 gewapenden aan boord heeft, is het toch wel al te wonderlijk deze particulen, die in hoofdzaak vanuit Hamburg verscheept bier betreffen, beschouwd te zien als een compleet register van het havenverkeer over deze jaren. Het zouden dan uitsluitend Waddenvaarders zijn geweest die te Amsterdam verkeerden. Dat er ook Ommelandvaarders verkeerden, blijkt uit de opteekening dd. 22 Juli 1364 en 21 Oct. 1365, toen z.g. Wiennger lichters de deklast van Oostersch bier uit in het Marsdiep verongelukte Ommelandvaarders aanbrachten. In het Marsdiep arriveerden geen Waddenvaarders en evenmin onderhield Amster- 17