Tekstweergave van GA-1930_JB027_00085
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
dat
ook
juist
vijf
millia
passuum
van
de
grens
van
het
Forum
Hadnam
ligt.
Van
de
daarlangs
loopende
gracht
van
Corbulo
heeft
men
door
omzetting
van
den
text
bij
Tacitus
een
scheepvaartkanaal
willen
maken,
maar
noch
daar,
noch
bij
de
aan
-
sluiting
van
de
Vliet
aan
den
Rijn,
is
het
mogelijk
zich
zelfs
met
de
grootste
verbeeldingskracht
een
open
verbinding
met
de
Noordzee
te
denken.
Ook
inden
voorlooper
vaneen
Krommerynder,
die
in
1879
te
Vechten
werd
ontgraven,
heeft
men
een
zeegaand
vaartuig
willen
zien
en
Vechten
tot
een
zee
-
haven
willen
promoveeren.
Heel
positief
weten
wij
door
Tacitus
(Annales
11,6)
welke
scheepstypen
hier
te
lande
gebruikelijk
waren.
Bij
den
tocht
tegen
de
Oost-Friezen
in
16
na
Chr.
deden
dienst
schepen,
die
over
het
Wad
konden
varen,
en
andere,
die
den
weg
buiten
-
duins
zouden
afleggen.
De
eersten,
waren
vlak
van
bodem,
dus
gewone
waddenvaarders,
zooals
men
die
nog
voor
die
vaart
bezigt.
Tegenover
deze
vlotgaande
vaartuigen
stelt
hij
het
voor
deze
kustvaart
wegens
zijn
grootte
en
zijn
diepgang
niet
geschikte
type
van
het
korte,
breede
type,
smaller
voor
en
achter
toeloopend,
zoodat
het
den
zwaren
golf
-
slag
te
beter
weerstand
kon
bieden.
Het
zijn
dus
heel
andere
vaartuigen,
dan
de
kleine
binnenscheepjes,
die
te
Vechten
en
inde
Roomburger
Watering
werden
gevonden.
Veeleer
gelijken
de
schepen
van
Tacitus
op
die
onzer
middeleeuwsche
scheepszegels.
Het
vlakke
scheepstype
is
duidelijk
de
kustvaarder
van
het
type
in
het
Harderwijksche
stadszegel.
Het
ronde
diepgaande
vaartuig
is
de
Amsterdamsche
kogge.
Vergelijken
wij
bij
voorbeeld
een
afbeelding
van
zulk
een
kort
diepgaand,
voor
de
open
zee
bestemd
vrachtschip,
zooals
dat
voor
vervoer
over
zee
van
massaladmg
gebruikt
werd,
aangepast
aan
het
ronde
versieringsvlak
vaneen
Romemsche
graflamp
in
het
Britsch
Museum,
met
de
oude
koggezegels,
dan
komt
men
tot
de
conclusie,
dat
voor
gelijk
gebruik,
gelijke
scheepstypen
eeuwen
lang
ongewijzigd
bleven.
De
schepen,
waarop
het
Wieringer
strandrecht
ineen
lijst
van
777
—866
als
bezit
der
Utrechtsche
St.
Maartenskerk
vermeld,
betrekking
heeft,
schepen
die
van
buitenduins
kwamen,
geen
waddenvaarders,
schepen
die
geen
andere
bestemming
konden
hebben,
dan
de
reede
in
het
IJ,
kunnen
wij
ons
voorstellen
zoowel
aan
de
hand
van
dat
dezer
Romeinsche
graflamp,
als
naar
de
aanwijzingen
der
middel
-
eeuwsche
koggezegels.
Heel
wat
verder
dan
de
met
stelligheid
doceerende
ter
Gouw,
die
alles
aan
jaar
-
tallen
en
aan
zijn
uitlegging
van
oorkonden
wil
vastknoopen,
komen
wij
met
de
15