Tekstweergave van GA-1930_JB027_00081
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
111.
Derde
phase,
de
„vnhede
”,
door
Amsterdam
geannexeerd
dorpsgebied
vóór
1300.
De
derde
begrenzingstoestand
valt
niet
te
dateeren.
Blijkens
de
handvest
bezat
Amsterdam
deze
vrijheid
der
100
gaarden,
de
z.g.
jurisdictie
in
1300.
Waarschijnlijk
was
het
privilege
waarmede
het
„die
vrihede”
1
had
verworven
verloren
gegaan,
althans
tijdens
het
proces
kon
dit
bewijsstuk
niet
worden
getoond.
Er
is
werkelijk
geen
enkel
verband
te
leggen
tusschen
de
aan
de
N.
Zijde
ge
-
vestigde
van
Amstels
en
de
opkomst
van
Amsterdam,
de
handelstad
der
Oude
Zijde.
Het
eenige
waarmede
zij
mogelijk
tot
het
handelsverkeer
hebben
bijgedragen
is
dat
zij
waarschijnlijk
hun
landbezit
voor
vetweiderij
hebben
geëxploiteerd
en
daar
-
mede
de
veetransporten
van
overzee
uit
Denemarken
en
Oost
Friesland
hebben
begunstigd.
Veeleer
valt
aan
te
nemen,
dat
de
van
Amstels
tot
aanzien
en
macht
zijn
gekomen
door
den
bloei
der
handelstad
aan
de
Oude
Zijde.
Den
laatsten
Gysbrecht
zien
wij
bepaaldelijk
als
’s
graven
raad
optreden.
In
1266
vinden
wij
zijn
naam
naast
die
van
Hollandsche
leenmannen,
die
het
stadsprivilege
van
Leiden
bezegelen.
Een
dergelijke
positie
van
den
Stichtschen
leenman
valt
slechts
te
verklaren
door
een
finantieele
verhouding
als
die
in
welke
wijde
Heeren
van
Kuilenburg
gesteld
zien,
wanneer
zij
voor
hunne
poorters
van
den
Hollandschen
graaf
en
den
Gelderschen
hertog
de
privileges
van
tolvrij
varen
door
hunne
landen
verwerven.
De
Heeren
van
Kuilenburg
staan
inde
brieven,
die
deze
finantieele
regelingen
betreffen,
dan
ook
genoemd
als
getrouwe
of
lieve
Raed
van
den
Hollandschen
of
den
Gelderschen
leenheer.
Het
in
1275
op
Amsterdam
gestelde
tolpnvilege
kan
te
voren
ten
name
van
de
Heeren
van
Amstel
hebben
gestaan,
evenals
m
de
Kuilenburgsche
voorbeelden.
I
Ook
als
de
„voorbalie”
of
„achter
die
balie”,
d.w.z.
binnen
het
tolhek
aan
de
grens
der
100
gaarden
komt
de
buitenpoortsche
strook
hier
voor.
Waarschijnlijk
ook
als
uiterwijk,
daar
immers
de
tegenstelling
Bindwijk
voorkomt,
vóór
1387
tot
het
Spui,
na
1387
tot
de
Munt
en
voorbij
de
N.Z.
Kolk,
Een
Rotterdamsch
handvest
van
1298
spreekt
van
zulk
een
buitenpoortsche
uiterwijk.
Zij
die
binnen
een
toen
van
het
ambacht
Rotterdam
te
annexeeren
strook
woonden,
zouden
onder
dezelfde
rechtsbepalingen
vallen,
als
die
welke
golden
voor
de
bewoners
der
reeds
bestaande
„Wterwyck
.
Fruin
meende,
dat
zij
het
recht
kregen
van
Beverwijk
en
daar
hij
dat
onwaarschijnlijk
vond,
ver
-
klaarde
hij,
dat
het
verloren
geraakte
stuk
een
vervalschmg
moest
zijn.
Zoo
werd
de
600ste
herdenking
van
het
de
eerste
maal
noemen
als
stad,
te
Rotterdam
niet
m
1898,
maar
in
1928
gevierd,
naar
aan
-
leiding
vaneen
statuut,
dat
zelfs
niet
eens
de
stad,
maar
het
ambacht
Rotterdam
betreft.
11