Tekstweergave van GA-1929_MB016_00102

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM De Magere Brug. De brug die de Kerkstraten aan beide zijden van den Amstel verbindt, moest wegens on - herstelbare bouwvalligheid worden af - gebroken en vervangen dooreen nieuwe van steen en ijzer, waarbij ook de schilderachtige wippen zouden vervallen. Daar scheen geen ontkomen meer aan, maar naar het Alg. Hhl. kon mede - deelen heeft het college van B. en W. in zijn vergadering inden aanvang van October, met vier tegen drie stemmen besloten, dat namens het dagelijksch bestuur geen voorstel bij den Raad zal worden ingediend om de nieuwe Magere Brug van steen en ijzer te construeeren. Naar de meening van deze meerderheid behoort Publieke Werken een oplossing te vinden welke beter in het stadsbeeld aldaar zal passen. De voorgevel van „Couturier”. De bouwkundige medewerker van de N. Rott. Crt. (21 Sept. avondbld.) had zich in sterk afkeurenden zin uitgelaten over het behouden van den gevel van „Couturier” en over den lof welke daar - voor werd gebracht aan „Hendrick de Keyser” en aan de nieuwe eigenares, de directie van de Zweedsche lucifers - trust, die daartoe hadden samengewerkt. Met alle waardeering overigens voor het werk van „Hendrick de Keyser”, achtte de schrijver deze bemoeiing misplaatst. Huize „Couturier” wordt tot den grond gesloopt en op de plek komt een, geheel van gewapend beton opgetrokken, mo - dern gebouw. Ter wille van de leege huls, wordt niet alleen de bouwmeester geknecht, maar erger nog, het publiek misleid. Juist in dit geval, waar geen financieele beperking tot halfheid en minderwaardige kwaliteit had behoeven te voeren, zou een bouwwerk van dezen tijd mogelijk zijn geweest. De heer Frits Lugt, ons gewaardeerd medelid, heeft deze opvatting bestreden (N. Rott. Crt. 24 Sept. avondbh). Aan zijn weerlegging is het volgende ontleend. „Als architecten uitsluitend het „le - vende nieuwe” willen verkondigen en het oude dood noemen, dan worden zij voor menig stadsbeeld, waaruit nog het sterke karakter van vroegere perioden spreekt, eeu gevaar. De gevel van „Couturier” moge op zichzelf geen monu - ment van oude architectuur zijn, hij vormt echter met het huis er naast een sprekend geheel. Bovendien geldt het hier niet één gevel, doch een gracht. De Amsterdamsche grachten vormen een architectonisch ensemble, zooals geen andere stad bezit. Wij hebben reeds herhaaldelijk daar aan zien tornen: een 16e eeuwsche Fransche gevel (thans de Deutsche Bank), een groene moderne gevel bij het Koningsplein, op dezelfde gracht als „Couturier” een quasi-gothisch kerkgebouw, de zware massa van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, enz. Reden genoeg, om beleefd te bedan - ken voor een experiment op deze plaats met een modernen gevel, die zich moet aanpassen bij een bankgebouw uit gewapend beton; ineen andere om - geving zal geen verstandig mensch be - zwaar hebben tegen zulk een gebouw. Dit is geen sentimentaliteit, dit is begrip van het karakter vaneen stad, dit is zin voor waardigheid en voor traditie. Daarentegen zijn het holle woorden, indien men spreekt vaneen „ziel” van het gebouw, die met het inwendige reeds zou zijn verdwenen, en vaneen gevel die thans als een nuttelooze „leege huls” is overgebleven. Dat is misleidende hoogdravendheid. Wij weten allen, dat van het inwendige der meeste grachten - huizen het stijlrijke reeds lang is ver - dwenen en dat zij gebruikt worden voor gansch andere doeleinden dan waarvoor zij zijn gebouwd. Toch is het aanzien der grachtenhuizen, dank zij den be- houden gevels, die evenwichtig van verhouding en toon zijn, indrukwekkend gebleven.” CUREERDERS TE AMSTERDAM. De heer G. Hellinga, die steeds nieuwe vondsten doet op zijn gebied, geeft een studie in het Nederlandsch Tijdschrift voor Geneeskunde over de overeenkomsten, aangegaan tusschen regenten der gast - huizen en cureerders inde tweede helft der zeventiende eeuw. Cureerders waren de nuttige leden van de medische wereld, die in speciale gevallen de opdracht kregen bepaalde ziekten te behandelen en zoo mogelijk ook te genezen. Dat 94