Tekstweergave van GA-1929_MB016_00059
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Jubel-ouverture
van
Weber,
hield
Sarphati
een
lange
gelegenheidsrede,
waarin
hij
de
voorgeschiedenis
en
het
dool
uiteenzette,
dankbare
herinnering
wijdde
aan
de
personen
die
reeds
aan
den
grooten
arbeid
waren
ontvallen
en
dankbetuigmgen
richtte
tot
de
medewerkers
en
uitvoerders,
met
name
aan
den
bouwmeester
Outshoorn.
Prins
Frederik
sprak
daarop
huldewoorden
tot
den
stichter
en
deelde
in
’s
Konings
naam
mede
dat
Sarphati
was
benoemd
tot
ridder
inde
orde
van
den
Nederlandschen
Leeuw.
Vervolgens
werden
toespraken
gehouden
door
den
Gouverneur,
dooi
wet
-
houder
Berg
van
Bussen
Muilkerk,
opvolger
van
den
betreurden
architect
Isaac
Warnsinck,
die
als
wethouder
van
publieke
werken
krachtige
hulp
bij
de
voor
-
bereiding
had
verleend,
maar
reeds
in
1857
was
overleden.
Het
koor
zong
Handels
„Halleluja”,
en
ten
slotte
het
Lobgesang
van
Mendelssohn
Bartoldy
vertaald
door
dr.
J.
P.
Heye.
De
zangers
en
zangeressen
waren
leden
van
„Toonkunst”
en
Amstels
Mannenkoor,
onder
leiding
van
Johannes
Verhuist.
Des
avonds
werd
weder
in
het
Paleis
een
muziekfeest
gegeven,
onder
een
verlichting
van
„duizenden
gasvlammen
door
de
staf-muzijk
van
de
Grenadiers
en
Jagers
onder
Dunkler
en
het
Park
Strijk-Orchest
onder
leiding
van
W.
Stumpff,
met
medewerking
als
soliste
van
mevrouw
Offermans
—van
Hove.
Ook
hierbij
zijn
alle
autoriteiten
met
liins
Frederik
tegenwoordig
geweest.
Om
het
Paleis
bewogen
zich
duizenden
en
zij
be
-
wonderden
den
thans
„tooveragtig”
verlichten
koepel.
Ten
half
elf
dien
avond
werd
op
den
Amstel
een
groot
vuurwerk
afgestoken.
Ondanks
de
enorme
geestdrift
en
de
algemeene
instemming,
heeft
de
stichting
aan
het
eigenlijk
doel
dat
Sarphati
zich
had
voorgestcld,
niet
beantwoord
en
yan
den
aanvang
af
is
zij
gebukt
gegaan
onder
geldgebrek,
een
kwaal
die
zelfs
chronisch
is
geworden.
Een
hypothecaire
leening
kon
niet
baten
en
de
instelling
van
het
lidmaatschap
beantwoordde
volstrekt
niet
aan
de
verwachting.
Sarphati
heeft
tot
het
laatst
zijner
dagen
voor
het
Paleis
gewerkt
en
geijverd.
Op
30
April
1866
is
hij
nog
tegenwoordig
geweest
bij
de
inwijding
van
de
eerste
nieuwe
straat
bij
het
Paleis,
een
huizenrij
ten
oosten.
De
populaire
burgemeester
Messchcrt
yan
Vollen
-
hoven,
die
hier
zijn
laatste
anibtelijke
daad
verrichtte,
bracht
Sarphati
hartelijke
hulde.
Den
dag
daarop
zou
de
straat
gedoopt
worden
door
den
Raad,
die
nu
voor
-
de
eerste
maal
werd
gepresideerd
door
burgemeester
mr.
C.
Fock.
Er
was
voor
-
gesteld
om
haar
naar
Outshoorn
te
noemen,
maar
uiteen
menigte
andere
namen
deed
de
Raad
een
zonderlinge
keus
door
haar
„Oosteinde”
te
heeten.
Dit
heeft
het
gevolg
gehad,
dat
toen
aan
den
westelijken
kant
weder
een
straatwas
gereed
gekomen,
deze
van
de
weeromstuit
Westeinde
werd
gedoopt.
Dit
gebeurde
op
I■>
November
1866,
maar
Sarphati
zou
die
plechtigheid
niet
bijwonen.
Op
23
Juni
te
voren
had
hij
onder
droevige
omstandigheden
den
geest
gegeven
en
zoo
heeft
hij
ook
op
16
Juli
1867
de
opening
van
zijn
andere
groote
stichting,
het
mede
door
Outshoorn
gebouwde
Amstel
Hotel,
dat
hij
zich
nog
veel
grooter
had
gedacht
dan
wij
het
kennen,
niet
mogen
beleven.
Hij
is
niet
ouder
geworden
dan
53
jaai.
In
dit
korte
bestek
moeten
wij
ons
bepalen
tot
de
wordingsgeschiedenis
van
het
Paleis.
Het
heeft
vele
wederwaardigheden
doorgemaakt,
in
administratie
ven
en
in
anderen
zin,
waarbij
verschillende
paleisrevoluties.
Onder
de
directie
van
J.
E.
de
Vries
heeft
het
van
1870
af
het
karakter
gekregen
vaneen
plaats
van
ontspanning.
De
„klassieke”
concerten
onder
Joh.
M.
Coenen,
onder
Richard
Hol
en
anderen,
hebben
langen
tijd
vermaardheid
gehad.
Later
zijn
verschillende
inwendige
'ver
-
bouwingen
uitgevoerd,
voor
een
afzonderlijke
tooneelzaal,
een
café,
een
rolschaat
-
senbaan
en
nog
andere.
Tentoonstellingen,
kermesses
d’été,
bal
masqué’s
en
andere
divertissementen
volgden
elkander
in
bonte
rij.
Na
vele
verwikkelingen
is
in
1893
een
nieuw
bestuur
opgetreden.
Daarop
heeft
de
Utrcchtsche
bankier
mr.
f.
A.
Van
Hall
de
meerderheid
van
de
aandeelen
(voor
een
deel
van
zijn
medecommissaris
den
heer
T.
E.
Huizinga)
verkregen
en
werd
de
heer
J.
G.
de
Groot
tot
directeur
benoemd.
Het
oppermachtig
bewind
van
den
hccr\
an
Hall
als
presidcnt-commissaiis
51