Tekstweergave van GA-1929_MB016_00023

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Assurantie Cie. voor Brand. Op het einde der achttiende eeuw is een aantal van 19 bereikt. Begin negentiende eeuw gaat het kalm verder; na 1826 wordt de toeloop langzamerhand grooter; gedurende 1810/49 stijgt het aantal oprichtingen tot 90. De intusschen ingetreden daling houdt aan inde periode 1850/59 om in 1869 op 1 te vallen. Deze val blijft aanhouden, ook over 1870/79. Eerst in het laatst van het volgend tienjarig tijdperk treedt eenige verbetering in. De daling heeft geheel opgehouden in 1890/99, waarin zelfs meer dan honderd maatschappijen worden opgericht. De nieuwe eeuw zet goed in met 144 nieuwelingen over 1900/09. In het dan bereikte tienjarig tijdvak valt de oorlogstijd met zijn groote oprichtings - woede. Alleen in het jaar 1919 komen niet minder dan 44 oprichtingen tot stand, welk getal te voren nog niet was bereikt. Alhoewel het uiteraard minderen moest, schijnt er ook thans nog een zekere oprichtingsdrang te bestaan, al is het niet in die mate als in 1918 en 1919. Inde laatste zeven jaren zagen nog 114 nieuwe maatschappijen het levenslicht, alhoewel inmiddels de dalende lijn onmiskenbaar is geworden. Opvallend is, dat Amsterdam, dat zich inden beginne op den achtergrond hield, al zeer spoedig een vooraanstaande plaats veroverde en die voortdurend heeft behouden. De eerste maatschappij, welke aldaar tot stand kwam, is de Assurantie Cie. te Amsterdam van 1771. Toen deze eerste poging met goed gevolg bekroond was, werd zij spoedig door vele verder gevolgd en wel zoodanig, dat de hoofdstad den boventoon blijft voeren. Bij den aanvang van 1860 warén van de 247 maat - schappijen niet minder dan 173 inde hoofdstad gevestigd. Zoo is de toestand ongeveer gebleven. Bbugmans. JAN TE WINKEL Inde Levensberichten van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde , 1927/1928. geeft prof. dr. A. G. van Hamel een uitnemend opgevat en fijn gestileerd leven van den bekenden Amsterdamschen hoogleeraar. De verleiding is groot er bladzijde na bladzijde uit aan te halen. Wij moeten ons beperken tot enkele fragmenten. „Jan te Winkel heeft zijn leven gewijd aan de studie van de Nederlandsche taal en van de Nederlandsche letterkunde. Op beide gebieden heeft hij werk geleverd, dat blijvende waarde heeft, en waarvoor de nazaat hem dank zal weten, meer dan somtijds de tijdgenoot heeft gedaan. Maar voor de beoefening der letterkunde zijn zijn verdiensten toch het grootst. Hij was meer geschiedschrijver der litteratuur dan taal - kundige. Op zichzelf zou dit kunnen be - vreemden. Men zou misschien verwachten, dat een man met zulk een liefdevolle toewijding aan het détail en zulk een wonderbaarlijk geheugen zich inde eerste plaats tot de studie der taal zou hebben aangetrokken gevoeld. Toch is zijn voor - liefde en ook zijn dieper gaande aanleg, voor de historie der schoone letteren uit zijn persoon te verklaren”. „Ofschoon de waarde van zijn werk verre de grenzen van het tijdvak, waarin 15