Tekstweergave van GA-1929_MB016_00018
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
mede
puerlijcken
om
Godts
wille
t’selve
den
voornoemden
Wolbrans
te
remit
-
teren
ende
quijt
te
schelden.
Begerende
mede
geen
wrake
hierover
gedaen
te
werden
mits
dat
den
selven
Cornelis
Wolbrants
gehouden
sal
wesen
anderhalf
jaer
dese
stede
ende
Amstellant
te
ruijmen
ende
daernaer
weder
komende
deselve
naeste
vrienden
ontmoetende
gehouden
sal
wesen
op
’s
Heeren
straten
ende
wegen
te
wijeken
op
pene
van
nullite
van
dese
versoeninge.
Gedaen
binnen
der
voors.
stede
enz.
H.
Nouwen.
(Prot.
Not.
P.
Mathijsz.
Reg.
nr.
427
fol
32
V
O
.).
Vergoeding
aan
gewonde
zeelui
in
gevechten
met
Turken.
5
April
1633.
Aghtervolgende
een
acte
van
ren
-
voy
van
den
E.
Heren
Schepenen
deser
stede
in
dato
den
sen
April
verleden,
so
hebben
ondergeschreven
goede
man
-
nen
daerin
gemelt,
na
vrijwillige
sub
-
missie
van
pertijen,
n.l.
schippers
Adriaen
Douwes
ende
Hector
Pieterss,
ter
eender
ende
Lambert
Pieterss,
Paulus
Janss,
Adriaen
Korneliss,
Jan
Dirxss
ende
Burrij
Andriess,
varende
personen,
niette
d’voors.
schippers
gevaren
hebbende
ende
in
’t
slaen
tegen
de
turken
gequetst
en
verminkt
zijnde,
ter
anderer
zijden,
d’
voors.
gequetste
personen
ende
in
rccompense
van
hun
respective
quets
-
uren,
verminktheijt
ofte
verlamte,
geac
-
cordeert
en
toegevoeght
sulke
som
van
penningen
als
neffens
iders
naam
ge
-
specificeert
ende
uitgedrukt
staet,
n.1.:
1.
Lambert
Pieterse
van
Noortwijck
gevaren
hebbende
voor
schieman,
voor
sijn
gefractureerde
ende
noch
ongenesen
been
de
somme
van
450
guldens.
2.
Paulus
Janse
van
Hoorn,
gevaren
voor
hoogbootsman,
voor
sijn
vcrlooren
ooge
de
somme
van
550
guldens.
3.
Adriaen
Corneliss,
van
Nieweveen,
gevaren
voor
bootsman,
voor
sijn
ver
-
minekte
en
ongeneesen
been,
de
somme
van
150
guldens.
4.
Jan
Dirckss
van
Breda,
gevaren
voor
seijlemaker,
voor
sijn
verstijft
been
met
een
solatie
daerbij,
de
somme
van
400
guldens.
5.
Burrij
Andriess,
van
Gottenburch,
gevaren
voor
bootsman,
voor
sijn
ver
-
minkte
rechterarm,
daer
het
loot
noch
in
steeckt,
de
somme
van
500
guldens,
waermede
sij
gesamentlijck
belooft
heb
-
ben
haer
Reeders
nu,
noch
t’eenigen
tijden
van
haer
behouden
verminckt
-
heden
te
sullen
molesteeren.
Welcke
uijtsprake
bij
pertijen
ge
-
hoort,
hebben
d’selve
geapprobeert
ende
van
waerde
gehouden.
(Prot.
Not.
P.
Carelsz,
port.
727
fol
147.)
H.
Nouwen.
In
deze
acte
ontbreken
namen
van
schepen
evenals
elke
plaatsbepaling.
Er
wordt
gesproken
van
Turken,
maar
die
naam
werd
ook
wel
uitgebreid
tot
de
Barbarysche
zeeroovers,
verzamelnaam
voor
de
kapers
uit
de
staten
in
Noord-
Afrika.
Inde
„Historie
van
Barbaryen
en
des
zelfs
Zee-roovers”,
door
den
Franschen
abt
Pierre
Dan
(vertaald
door
G.
van
Broekhuizen,
Amst.
1684),
vinden
we
een
mogelijke
aanwijzing
door
de
volgende
regelen:
„In
’t
Jaer
1631
deeden
de
Turcksche
Rovers
onderder
-
heyd
seer
veel
schaede
inde
Middel
-
landsche
Zee.
Binnen
weynigh
tyds
naemense
twaelf
Engelsche
en
thien
Hol
-
landsche
seer
kostlijcke
en
groote
Schee
-
pen;
behalven
noch
die
van
andere
Volckeren.
Soo
dat
de
Kooplieden
inde
Straet
handel
drijvende,
geweldige
schaede
leeden,
en
bynae
geen
Scheepen
na
Italien
of
de
Levant
derfden
uyt
-
senden,
anders
als
met
een
groote
Bc
-
geleydingh,
of
een
stercke
Vloot
met
malkander
uytmaeckende”.
In
dit
tijdvak
nam
de
onveiligheid
ter
zee
steeds
toe.
Daarom
werd
in
1631
overgegaan
tot
de
oprichting
in
de
Hollandsche
watersteden
van
de
zoogenaamde
Directiën,
waarbij
de
admi
-
raliteiten
samenwerkten
met
de
stads
-
regeeringen.
En
tegelijk
werd
in
Zeeland
de
particuliere
kaapvaart
krachtig
ver
-
sterkt
door
de
„Nieuwe
Geuzen”.
Dit
alleswas
echter
meer
bepaald
gericht
tegen
de
lastige
Duinkerkers.
Het
in
de
acte
bedoelde
geval
met
Turken
moet
incidenteel
zijn
geweest.
10