Tekstweergave van GA-1929_MB016_00016

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSÏELODAM UM Lormier te ’s-Gravenhage voor / 825. Het is uit het kabinet-Van Heteren in 1809 aan den Staat overgegaan. Pieter de Hoogh is inde algemeene waardeering steeds gestegen. De „Kel - derkamer” (65 bij 49 c.M.) heeft in 1765 reeds / 450 opgebracht, in 1797 / 2600, m 1810 / 3025 en op 28 Aug. 1817 inde veiling-Hogguer /4010! Meindert Hobbema. Van diens werk geldt hetzelfde. De prachtige „water - molen werd in 1884 gekocht van C. J. Van Hengel te ’s-Gravenhage voor het toen voor dergelijke schilderijen zeer hooge bedrag van / 5500. Frans Hals. Het schilderij „Frans Hals en zijne vrouw, door dezen ge - schilderd” (140 bij 166 c.M.) uit het kabinet-Six van Hillegom, kon in 1852 slechts ƒ 600 opbrengen! Alb. Beguin t Het Oosteinderpoeltje. In het maandblad Heemschut van November 11. vestigt de heer C. Visser de aandacht op den aankoop, door de Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumenten, van het Oosteinderpoeltje, inde nabijheid van Amsterdam. Inde begrippen „poel” en „monument” ligt een tegenstelling welke velen kan bevreemden. Het plasje is weinig bekend, omdat het te land alleen is te bereiken overeen dijk. Te water is dit gemakkelijk. Zij die varen door de Nieuwe Meer en door de Ringvaart om den Haarlemmermeerpolder ongeveer tot den Vijfhuizerweg, zien ter linker tusschen het hooge riet een smalle vaart welke om een paar hoeken naar het plasje voert, dat slechts enkele hectaren beslaat. Dit stille meertje is bijzonder aantrekkelijk. Het is „uit wier en dras geweld”. Des zomers zijn de oevers omlijst door hoog riet met een rijke moerasflora: behalve riet en biezen, wilgen en elzen, groeien er o.a. water - munt, waterkers, valeriaan en moeras - andoorn; vergeet-mij-nietjes, winden en wilgenroosjes, handekenskruid en witte orcbis. De Vereeniging heeft zich het lot van dit bijna vergeten plasje aangetrokken, toen een ondernemend man aan de gemeente Aalsmeer had verzocht het te mogen koopen om het te dempen met den afval vaneen suikerfabriek. Hij zou daarbij tegelijk twee zaken be - reiken, want bij het opruimen van het afval, won hij land. Maar door de droog - legging ware weder een stukje ongerept natuurschoon verloren gegaan en geluk - kig heeft de Vereeniging dat verhoed. Het bekoorlijke plasje is bewaard voor den natuurliefhebber en voor de vele vogels die er broeden; meerkoeten, kare - kieten, koekoeken en nog vele andere van „verscheyde pluymeringhe”. Alle hulde dus aan de Vereeniging. De schrijver heeft eens de geschiedenis van het behoorlijke plasje nagegaan, /oo dicht bij het Haarlemmermeer is het, als toevallig, het lot van dien grooten plas ontgaan. Op een kaart van De Wit uit 1641 komt het nog niet voor, op een van 1749 blijkt dat er toen een vervening was begonnen, maar op een kaart van 1860 vertoont het geheel zijn tegenwoordigen vorm. De heer Visser wijdt meteen woorden van weemoed aan een ouden korenmolen, wiens ruige romp op een polderdijk bij het poeltje staat te sterven, als een stomme aanklacht tegen den nieuwen tijd, die zelfs op deze afgelegen plek zijn vernielingswerk voortzet. Het grafmonument van Van Speyk. In ons verslag van het be - zoek aan de Nieuwe Kerk (zie blz. 94 van den nu afgesloten jaargang) wordt gewag gemaakt van het oude gebruik, dat wanneer het ontzielde lichaam vaneen zeeheld niet onder zijn graftombe kon worden begraven, zijn beeltenis in staande houding daarop werd geplaatst. Daarbij deze zinsnede: „ware het monument voor Van Speyk inden ouden stijl uitgevoerd, dan zou ook hij rechtopstaande zijn uitgebeeld.” Ons medelid de heer A. Terdu maakt terecht de opmerking dat de conclusie niet juist is en hij herinnert er aan, dat een deel van het stoffelijk overschot van Van Speyk na behoorlijke identi - ficatie te Antwerpen, onder geleide van een zee-officier naar Amsterdam is over- 8