Tekstweergave van GA-1929_MB016_00009
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
MAANDBLAD
VOOR
DE
KENNIS
VAN
AMSTERDAM
ORGAAN
VAN
HET
GENOOTSCHAP
AMSTELODAMUM
Mr.
TREUB’s
AMSTERDAMSCHE
TIJD
Onlangs,
bij
gelegenheid
van
den
70sten
verjaardag
van
prof.
mr.
M.
W.
F.
Treub,
is
ook
nog
eens
aan
zijn
Amsterdamschen
tijd
herinnerd.
Niet
zonder
reden
zeker,
want
het
was
eender
belangrijkste
perioden
uit
zijn
leven,
en
ook
uit
dat
van
de
hoofdstad.
Wie
den
naam
van
Treub
van
dezen
Treub!
uitspreekt
in
verband
met
Amsterdam,
denkt
inde
eerste
plaats
aan
zijn
wethouderschap;
aan
den
bloeitijd
van
het
radicalisme
inde
gemeente-politiek;
aan
Treub’s
strijd,
met
Gerritsen
e.a.,
voor
de
naasting
van
de
particuliere
concessies
nopens
gas,
water,
telefoon
en
tram.
Het
gelukte
hem
niet
ze
alle,
nog
tijdens
zijn
wethouderschap,
tot
gemeente
-
bedrijven
te
maken.
Het
was
juist
de
grief
tegen
hem
in
die
dagen,
toen
hij
het
professoraat
aanvaardde,
dat
hij
zijn
werk
in
dit
opzicht
halverwege
liet
steken.
Maar
anderzijds
moet
niet
vergeten
worden,
dat
hij
eene
sterke
oppositie
tegenover
zich
had,
waarbij
zich
ook
verschillende
zijner
vroegere
radicale
geestverwanten
hadden
aangesloten;
eene
oppositie
die
hem
bij
de
telefoonquaestie
al
haast
had
doen
struikelen,
en
die
hem
een
échec
bezorgde
bij
de
gasvoordracht.
En
zoo
kwam
het
dat
in
die
dagen,
in
meer
dan
één
blad,
zijn
aftreden
als
wethouder
werd
geschetst
als
een
vlucht;
als
een
dramatisch
einde
van
zijn
politieke
loopbaan.
In
de
door
hem
aangegeven
richting
is
men
echter
doorgegaan.
Tram,
gas,
waterleiding,
telefoon
en
zoo
-
veel
meer,
het
is
tegenwoordig
alles
gemeentelijk!
Merkwaardig
was
ook
het
is
dezer
dagen
door
verschillende
schrijvers
opgehaald
de
groote
sympathie
die,
bij
alle
verschil
in.
.
.
.
temperament,
mag
men
wel
zeggen,
bestond
tusschen
Treub
en
Burgemeester
Veiling
Meinesz,
eene
sympathie
waar
-
aan
Burgemeester
Vcning
Mci
-
nesz
o.a.
uitdrukking
gaf
bij
Treub’s
afscheid
inden
Raad,
en
Treub
toen
hij
in
„Eigen
Haard”
van
1897
een
bijschrift
leverde
bij
het
portret
van
den
Burgemeester,
geschilderd
door
P.
de
Josselin
de
Jong.
„Toch
zou
het”
—,
naar
de
toenmalige
redacteur
te
Amster
-
dam
van
de
Nieuwe
Rotterdam
-
sche
Crt.,
nu
wijlen
de
heer
H.
L.
Berckenhoff,
mijn
vereer
-
de
ambtsvoorganger,
schreef
„toch
zou
het
moeilijk
zijn
zich
twee
menschen
te
denken,
die
Litho
van
Jan
Veth
in
„de
Kroniek”
van
30
Mei
1897
(sterk
verkleind)