Tekstweergave van GA-1929_JB026_00105

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
naar Einden gezonden om te onderzoeken hoeveel gemakkelijker hij het meevoeren van meel aan boord der schepen hield dan van beschuit, einde Mei zou hij het antwoord brengen. De vloot der Watergeuzen werd gedurig talrijker, een nieuw schip onder bevel van Ellert Vliechop, gevlucht uit Enkhulzen, had zich bij de vloot gevoegd, en einde Juni 1368 bezorgde hij samen met Jan Broeck vanuit Emden veel levens - middelen in het leger vangraaf Lodewijk. Bij Jemmingen werden de Staatsche troepen kort daarna uit elkander geslagen, en voorloopig was de opstand als mislukt te beschouwen. Jan Broeck bleef op de Eems kruisen, in die dagen zeilde hij voor Jemmingen het schip van Tacke Jacobs aan den grond en plundert dit, hl] neemt geld, zoete - melksche kaas, en spek, tot een waarde van 100 gld. Geregeld roofden de Watergeuzen op de scheepvaart van en naar Emden, maarde burgers van die stad werden verschoond. Einde Augustus 1368 klaagde Tacke Jacobs bij de regeering van Emden en gaf te gelijk op dat Jan Abels op het Uithuizer Wad een schip met zeven last rogge had genomen. Men mag de verhouding van dezen man tot de vrijbuiters voor tamelijk duister houden. In October 1568 zeilde Jan Broeck naar Engeland, waar hij op 30 Oct. juist was aangekomen te gelijk met den heer van Dolhain, die weldra door den Prins van Oranje tot admiraal zou worden aangesteld. Beiden werden aan het hof van koningin Ellsabeth ontvangen. Jan Broeck was blzonder op Amsterdam gebeten en dreigde die stad te verwoesten, hij maakte volstrekt geen geheim van zijn plannen. De Spaansche gezant in Londen hoorde een en ander natuurlijk ook, kon er mets tegen doen dan de gebeurtenissen verder af te wachten. Toen in het voorjaar van 1569 de Prins van Oranje aan verschillende Watergeuzen kaperbrieven uitgaf, kreeg Jan Broeck er natuurlijk ook een. En een bizonderheid is wel dat hij steeds vrijwel alleen werkte, en de meeste andere kapiteins zich aan - eensloten. Hij bracht schade toe waar hij maar kon, verbrandde lichtboeien wat de scheep - vaart veel gevaar en last gaf. Begin Juni 1569 viel hij in open zee een schip aan, en voerde de bemanning naar Oostfriesland waar ze na den eed van met te ont - vluchten verder bericht moesten afwachten. De graven van Oostfriesland trokken zich hun lot aan en stonden hen toe weg te gaan, waar ze wenschten, daar ze aan een af gedwongen eed met gebonden waren. 51