Tekstweergave van GA-1929_JB026_00101

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Warmoesstraat, en sleepte een ongeloofelijke menigte volk met zich, ieder met het wapen voorzien dat hij bij de hand had. De vooruitzichten waren treurig, want daar ieder zijn partij koos, trok de vader tegen den zoon, en de broeder tegen den broeder op. De partij van Broeck, als zijnde de dapperste, bezette al de uitgangen inde Warmoesstraat en op den Nieuwendijk. Vervolgens trok Broeck met een aanzienlijke hoop den zeedijk langs met drie bussen, welke hij voor de deur vaneen smid vond, en zakte vervolgens af naar het stadhuis, ten einde te voorkomen dat de schans werd overweldigd en het bushuis vervolgens ingenomen mocht worden. Doch aldaar vernemend dat de Roomschen in aantocht waren om de Reguherspoort, den Stadstuin, het Halfrond en het Bushuis te bemachtigen, rukte hij voort tot op de tegenwoordige Doelebrug, waar hij in haast een schans met balken en ander hout deed opwerpen. Hij voorzag ze met de gemelde bussen, als waren ze geladen, hoewel hij kruit noch kogels had. De schout en burgemeesters hierdoor verschrikt, verzochten Broeck buiten zijn verschansing te mogen spreken, aan welk verzoek hij echter niet voldeed, zonder eerst om meer onderstand naar de Warmoesstraat gezonden te hebben. Bulten de verschansing getreden, vroeg hij de burgemeesters, wat hen met pijp, trom en vliegend vaandel derwaarts dreef. Waarop burgemeester Elbert Marcus antwoordde, het was om zich met kruit, schut en scherp uit den Stadstuin en het Halfrond tegen hun vijanden te wapenen. Broeck vroeg vervolgens, wie die vijanden waren, en toen daarop gezwegen werd, voer hij voort, dat hij het kruit en lood hun niet wilde laten volgen, maar het ten dienste van Z.M. en den welstand der stad be - waren zou. Ook zeide hij, zoowel voor de poorten te zullen zorgen, dat de graaf van Megen daarvoor het hoofd zou stooten. Terwijl zij dus in gesprek waren, kwamen 200 man onder het vaandel van dat door Jan Kies gedragen werd, hem ter hulp, waarop schout en burgemeesters terugkeerden, en Broeck de gemelde posten deed bezetten. Tevens den schildwacht bevelende, noch aan de eene, noch aan de andere partij eenig wapentuig te verschaffen. Gelukkig werd kort daarna, op den Vijgendam, een verdrag gesloten waarmede de onlust gestild werd zonder dat er een druppel bloed gevloeid had. Al was de opstand voor deze keer bedwongen, de rust in Amsterdam werd er met beter op. Hendrik van Brederode, eender hoofden van het Verbond der Edelen, verzamelde soldaten die bijna met onder tucht te houden waren, en stroopende benden hepen het platteland af. Ook van andere kanten kwamen ge - ruchten dat eemge edelen bezig waren een algemeene opstand voor te bereiden. 47