Tekstweergave van GA-1928_MB015_00099

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM der ziekenzalen en de huisvesting en verzorging der zieken als gevolg van de invoering van het clinische onderwijs. In het tweede gedeelte geeft de heer Hellinga een en ander over de verhouding tusschen de hoogleeraren en regenten, over het instituut der inwonende leerlingen en over tal van zaken en vraagstukken, uit de vestiging der school in het gasthuis voortvloeiend. De zaakwas aldus, dat in September 1828 te Amsterdam een klinische school was geopend voor de opleiding van chirurgijns, scheepsdokters, vroedvrouwen en dergelijke. Met het onderwijs werden twee hoogleeraren van liet athenaeum belast: daardoor werd toen voor het eerst contact verkregen tusschen het medisch onderwijs aan het athenaeum en het gasthuis. Het gasthuis of liever de gasthuizen werden beheerd en bestuurd dooreen college van regenten, die zeer zelfstandig waren ook ten opzichte van het gemeentebestuur. Zij hadden tot dusverre het gezag gehad over de doctoren en het verdere personeel van het gasthuis. Zij vonden het dus niet zeer aangenaam, dat de professoren niet onder hen kwamen te staan en niettemin zich steeds meer bemoeiden en ook wel moesten bemoeien niet alleen met de medische verzorging der zieken, maar ook met den inwendigen dienst van het gasthuis. Daardoor kwamen er nog al eens conflicten voor, ook omdat er nog al een en ander in het gasthuis viel te veranderen en te verbeteren. De hoogleeraren hebben inderdaad inde inrichting, de huisvesting, de voeding en de ligging der zieken zeer veel verbeterd. Zij hebben weten te bereiken de afschaffing van de meest beruchte emolumenten van het personeel, als daar waren de lijken- en begrafenisgelden, de koffie- en theegelden, het stuiversgeld aan de poort enz. Door hen ook is de positie der suppoosten en verplegenden verbeterd en dein dienst treding van meer beschaafde en ontwikkelde lieden bevorderd. Zij hebben de opneming en het vervoer der zieken verbeterd: den dienst gesplitst ineen huis - houdelijken en een verplegingsdienst. Men kan dan ook gerust met den heer Hellinga constateeren, dat de invoering van het klinische onderwijs voor zieken en ziekenhuis van zeer groot nut is geweest. De klinische school is in verband met de geneeskundige wetgeving van 1865 in 1867 opgeheven. Maar uit haar is ten slotte de bloeiende medische faculteit der Universiteit van Amsterdam voortgekomen. H. Brugmans. DE ZAAL „DE DUIZEND KOLOMMEN” Het is misschien niet algemeen bekend, dat er in Amsterdam nog een ander „Mille Colonnes” heeft bestaan dan het bekende koffiehuis op het Rembrandt - plein. Dat dit laatste een imitatie is van destijds bekende gelegenheden te Parijs en te Brussel, schijnt vast te staan. Het oudere Amsterdamsche „Mille Colonnes” was een musico, een dansgelegenheid, zooals Amsterdam ze reeds inde achttiende eeuw zoovele had en die steeds sterk de aandacht der vreemdelingen trokken. Deze musico had zijn naam natuurlijk als alle „Mille Colonnes” naar de groote zaal, die geheel met spiegels was omgeven en waarin dus het beeld der zaal veelvoudig werd weerkaatst. Van de Vijver beschrijft het gebouw in 1829; die beschrijving is vertaald in het „Manuel des Etrangers a Amsterdam” van 1839 waar ook een afbeelding van den voorgevel voorkomt. Het huis stond aan den Oude Zijds Voor - burgwal naast het groote gebouw van de Bank.van Leening. In later dagen werd het blijkbaar wat solieder; althans van 1858 tot 1861 zetelde hier het loffelijke Koninklijk Oudheidkundig Genootschap. Het gebouw is in 1892 gesloopt; er is toen een woning voor den opper-boekhouder-secretaris der Bank van Leening op deze plaats gebouwd. In 1921 heeft de gemeente het huis verkocht aan de Tabak Export en Import Compagnie, die het nog in bezit en gebruik heeft. Aldus vertelt de heer A. J. J. Ph. Haas ineen bijlage tot het Jaarverslag inde zeventigste alge - meene vergadering van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap. H. Brugmans. 91