Tekstweergave van GA-1928_MB015_00073
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
de
Staten
van
Holland
in
1595
ter
beteugeling
van
de
bedelarij,
had
de
stedelijke
overheid
twee
„gecommit
-
teerde
opsieners
over
de
bedelaars”
aangewezen.
Dit
college
werd
reeds
spoedig
tot
vier
personen
uitgebreid,
die
tevens
werden
aangesteld
als
regenten
van
het
pas
opgerichte
Spinhuis.
Inde
oudste
instructie
voor
de
regenten
van
die
instelling,
worden
zij
afwisselend
„opsienders
der
armen”
en
„regenten”
genoemd.
Ziedaar
een
tegenstrijdigheid
waarmede
zelfs
Wagenaar
geen
weg
wist.
Nu
echter
is
uitgemaakt
dat
die
beide,
geheel
verschillende
functies
aan
een
en
hetzelfde
college
waren
toever
-
trouwd,
is
de
bedoelde
instructie
van
1599
eindelijk
duidelijk
geworden.
Er
is
veel
bewaard
gebleven,
maar
ook
veel
vernietigd.
In
het
notulenboek
van
1784
staat:
„de
oude
papieren
nagezien
en
dezelve
tot
1749
inclusive
verbrand”.
Een
dergelijke
operatie
is
waarschijnlijk
later
nogmaals
geschied,
want
de
regelmatige
serie
ingekomen
stukken
begint
pas
in
1794.
Volgens
besluit
van
B.
en
W.
werden
alle
stukken
behoorende
tot
het
oud-archief
van
het
Stedelijk
Armenhuis
tot
1870,
tezamen
ongeveer
27
strekkende
meter,
in
1921
overgebracht
naar
het
Gemeente-Archief.
Daar
zijn
zij
in
1925
definitief
door
den
heer
Oldewelt
geordend.
Hendrik
de
Leth
(1696
—1766).
Kleerkooper
vermeldt
omtrent
Andries
Carstensz
de
Leth,
één
van
de
vervaar
-
digers
van
de
bekende
groote
stads
-
gezichten,
diens
huwelijk
in
1693
met
Petronella
Middenhespen,
de
dochter
vaneen
wol
wever,
en
zijn
overlijden
in
1731.
Van
Hendrik
de
Leth,
zijn
com
-
pagnon,
worden
geen
bijzonderheden
opgegeven.
Daarom
is
het
van
belang
hier
te
vermelden
dat
in
het
doop
-
register
van
de
Oude
Luthersche
Kerk
op
27
Mei
1696
de
doop
werd
inge
-
schreven
van
Hendrik,
zoon
van
Andries
Karstens
de
Let
en
Neletje
Hendriks
Middelhespen.
Bovendien
vinden
we
op
23
Nov.
1728
deze
inschrijving
in
het
poorterboek;
„Henderik
de
Leth,
plaat
-
snijder,
soon
van
Andries
Chartense
de
Leth
kousekoper
en
poorter”.
Op
13
Dec.
van
hetzelfde
jaar
werd
hij
als
konstverkooper
in
het
boekverkoopers
-
gilde
opgenomen.
Hij
woonde
met
zijn
vader
inden
Visser
op
de
Beurssluis
en
overleed
aldaar
ongehuwd
op
den
I7en
Juni
1766.
In
het
begraafregister
van
de
Oude
Luth.
Kerk
wordt
als
zijn
beroep
opgegeven
„makelaar
op
de
Beurssluis”.
Tot
zijn
universeele
erf
-
gename
had
hij,
daags
te
voren,
bij
testament
verleden
voor
den
notaris
A.
Jolle
Vermeer,
benoemd
de
dochter
van
wijlen
zijn
nicht
Catharina
Petro
-
nella
de
Leth.
Deze
nicht
was
de
dochter
van
zijn
overleden
broeder
Christiaan,
die
geboren
was
in
1698
en
kuiper
van
beroep.
Behalve
genoemde
dochter
had
deze
ook
nog
een
zoon
Andries
nage
-
laten,
die
echter
omstreeks
1752
ongè
-
huwd
ten
huize
van
zijn
oom
Hendrik
overleed.
Uiteen
advertentie
inde
Amsterdamsche
Courant
van
7
Nov.
1766,
blijkt,
dat
de
kunsthandel
de
Leth
nog
eenigen
tijd
na
den
dood
van
den
laatsten
firmant
is
voortgezet.
Die
ad
-
vertentie
luidt:
„Word
door
deezen
geadverteerd
dat
Jan
Meyer
geweezen
winkelknegt
van
wijlen
den
heer
Hen
-
drik
de
Leth
met
primo
November
1766
is
koomen
te
woonen
inde
Oude
Teertuinen
aan
den
Buitenkant,
het
15e
huis
van
de
Zeedijk,
inde
Visser
alwaar
dezelve
zal
continueeren
te
ver
-
koopen
dezelve
konst,
kaarten
enz.
zoo
-
als
door
den
heer
overleeden
in
zijn
E.leeven
is
gedaan
op
de
Beurssluis”.
Mr.
W.
F.
H.
Oldewelt.
De
Overtoom.
In
dit
jaar
is
het
reeds
een
kwarteeuw
geleden
dat
de
Overtoom
werd
gedempt.
In
November
1908
was
de
vroegere
Overtoom
sche
vaart
over
de
geheele
lengte
bestraat.
Ineen
maandelijksch
verschijnend
blad
getiteld
„Het
O
&
O
Nieuws”,
officieel
orgaan
van
de
buurtvereeniging
„Over
-
toom
en
Omgeving”
(Staringstraat
46),
verschijnt
sedert
nr.
2
(derden
jaargang)
dd.
15
Maart
11.
een
reeks
historische
„Wandelingen
langs
den
Overtoom”
door
onzen
vroegeren
stadgenoot
J.
L.
W.
S(eyffardt).
„De
Telegraaf”
van
16
Mei
65