Tekstweergave van GA-1928_JB025_00195

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
aannemelijk gemaakt voor de Contra-Remonstranten. 1 Terwijl bedoelde Acte een tegemoetkoming had ingehouden, hierin bestaande, dat alles, wat buiten de befaamde 5 punten omging, uitgelegd moest worden, „volghens Godes H. Woort ende ’t gunt doorgaens bij de ghereformeerde Kercken deser Landen geleert is, sommierlijk vervatet inde Nederlandsche Confessie ende Heydelbergsche Cathechismus , zij het dan ook onder voorbehoud van eventuele wijziging dezer Formulieren op een Nationale Synode (zelfs met dit lokmiddel was even hypotheties geschermd), thans (de 28ste April) werd uitdrukkelijk vastgesteld, dat de clausule betref - fende de Confessie en de Catechismus inde Acte van 18 Maart, niet zoodanig ver - staan moest worden, „o/ die te vergelijcken ofte in eenen grade te houden waren met Godes woort off de H. Schrift, maer alleenlyck als formelieren van eenicheyt met andere gereformeerde Kercken, die Verstaen ende gheinterpreteert moeten worden naar Godes woort ofte de H. Schrift." Voor ieder, die weet, welke rol de Formulieren in deze strijd gespeeld hebben, en welke waarde de Contra-Remonstranten er aan hechtten, is het duidelijk, dat hierin zooveel als een oorlogsverklaring lag: er gaapte een kloof tussen de 18de Maart en de 28ste April. En speciaal aan het Adres van Amsterdam bevatte de resolutie dit: „dat uyt ghene steden ofte plaetsen en andere Steden ofte Dorpen yet ghedaen ofte ghelast sal werden, dat eenige onvreede ofte onruste onder de Gemeente maecken ofte voeren mag, directelijck ofte indirectelijck- Dat zag op het optreden van Amsterdamse predikanten inde scheurkerken te Hoorn en elders, en op de predikantenvergadering, gehouden binnen Amsterdam. Aan Gecommitteerde Raden werd, bij afwezigheid van de Staten, opdracht gegeven, „de Steden, swaricheyt maeckende int aennemen van desen, te mogen beseynden omme denselven daertoe, soo veel doenlyck is, by bequame middelen van inductie te hewillighen. ' Edelen en Steden zouden voorts afzonderlijk nagaan, tegen de volgende Dagvaart, of het niet dienstig ware de kerkorde van 1391 in haar geheel bij provisie van toepassing te verklaren. Eindelijk werd den heren, die naar Amsterdam geweest waren, verzocht een „per - tinent verhaal’ van hun wedervaren op te stellen en aan de Staten te zenden, om inde Resolutiën te worden geïnsereerd. We missen echter nog het antwoord van Amsterdam op de „propositie der Gede - -1 Zie hiervóór, hl. 134. 147