Tekstweergave van GA-1928_JB025_00187

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
twede grondstelling meebracht of inhield, laat staan van de eerste. Zij verkeerden alleen inde gunstige omstandigheid, dat de Amsterdamse kerkehjk-staatkundige praktijk, waar het dan ook aan toe te schrijven mocht zijn, niet, zooals de Hol - landse, de uiterste consequenties van het beginsel vergde. Zwijgend moest men aanhoren, en zwijgend, zij het tegenstrevend, toestemmen, wat de gezant der Staten hun, daarop voortbouwende, voorhield, na verklaard te hebben, dat den Staten niets zoozeer ter harte ging, als het ongekreukt handhaven van de ware Christelijke Religie. Twee hoofdpunten behandelde De Groot: 10. het kerkelijke régime, 20. de tole - rantie. Het was geen toeval, dat hij ze in deze volgorde nam. Hebben wij —histories het streven naar gedeeltelijke invoering van de kerkorde van 1591 leren zien als een middel om de tolerantie en daarmee de publieke rust tot een feit te maken, een machtsmiddel dus, voor De Groot was het een rechtsmiddel, dat hij rechtstreeks afleidde uit het opperste recht der Staten. Hij wees er op, dat de rechten der Kerk volkomen gewaarborgd waren: alleen zij, die door de kerkedienaars zelf, na exammatie van leer en leven, daartoe geschikt bevonden zouden worden, mochten tot het predik - ambt toegelaten worden. „Dan, indien, boven ’t intrest Van de Kerke, de regeermge van de Steden, en van ’t gansche landt, ten hooghsten daer aen is gelegen, wie den predikstoel betredet, om tot de gemeente te spreken, soo brengt de reden mede, dat de Overheit hierinne een sonderlmge sorge en gesag is competeerende.’ Waarom verzet Amsterdam zich nu tegen invoering van enige artikelen der in 1391 ontworpen kerkorde? ’t Is waar: deze is toenmaals geen wet geworden, maar niet tengevolge van verzet van Amsterdamse zijde. Amsterdamwas toen vóór. De aan - neming is toen ter tijd verhinderd door Delft, Gouda, Rotterdam en Medemblik, die van oordeel waren, dat t ontwerp den rechten der overheid te kort deed. Ze hebben spijt van hun houding, want alle vier verklaren zich nu voor invoering. „Twelck tot een Exempel sal mogen dienen aen andere steden, die misschien mettertydt, mede door expenentie, souden mogen leeren, dat het beter is m tijden een hjdehjken voet aen te nemen, dan het uyterste precyselyk urgerende, de saké te laten komen in verloop. Was het een profetise blik mde toekomst, die Hugo de Groot de tijden van Smout en Cloppenburgh vooruit deed zien, toen Amsterdam greep naar de rechten, die het nu scheen te versmaden (1630 en 1631) 1 ? I Een spelin a van het lot wilde, dat De Groot het laatste bedrijf van dc strijd der Amsterdamse regering voor haar recht van sessie inde Kerkeraad van zeer nabij heeft aangezien, nl. tijdens zijn verblijf van 9 Deo. 1631 tot 17 April 1632 te Amsterdam, 139