Tekstweergave van GA-1928_JB025_00185

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
tot een meerderheid werd. Deze hoopwas geenszins denkbeeldig. Uit den aard der zaak moesten de Vroedschappen als regenten alles voelen voor een standpunt, dat een onrustig en beweeglijk sociaal orgaan als de strijdende Kerk onder controle van de Overheid stelde. En al was er inde moeilijkheid, om een uitweg te vinden, nog vrij plotseling en schijnbaar onverwacht tot de bezending naar Amsterdam besloten, het denkbeeld was niet nieuw: immers reeds in 1614 was er een besluit m die geest gevallen, doch het was niet uitgevoerd 1 en Oldenbarneveldt, het onvermijdelijke van de stap inziende, had dus met De Groot de uitvoering van het plan zorgvuldig kunnen voorbereiden. Het was dan ook alles behalve een improvisatie, wat De Groot te zeggen had. De Advokaat had zijn rede gelezen, vermoedehjk Wtenbogaert, nog altijd Maurits’ hofprediker, straks, als De Groot, balling ’s lands, eveneens. Het was ook niet zonder bedoeling, dat schout Muys van Dordrecht deel van de commissie uitmaakte. Dordrecht had lang aan Amsterdams zijde gestaan in zijn oppositie tegen Oldenbarnevelt; het had, evenals Amsterdam, alleen Contra- Remonstrantse predikanten. Maar Dordt had zich laten vinden, toen de Advocaat, bij de behandeling van de Resolutie tot Vrede, de amendementen dier stad, die hoofd - zakelijk de vorm betroffen, had overgenomen. En sedert was er met Dordt te spreken geweest. En als straks Hugo de Groot zijn rede beëindigd heeft, zien we schout Muys het woord nemen, om, al is hij zich bewust, door de Staten te zijn gezonden, een verklaring te geven van de tegenwoordige houding der stad, die hij diende; een uitlegging, die in deze sfeer van politiek Contra-Remonstrantisme als een veront - schuldiging klonk. Niettemin moeten De Groot en Oldenbarnevelt deze hulp op hogen prijs gesteld hebben: één Contra-Remonstrantse stad de oudste stad van Holland nog wel nevens de Ridderschap in ’t gareel voor Oldenbarnevelt s politiek te zien, was meer waard dan vijf Remonstrantse Steden. Is wellicht de haat van Muys daarna, tegen Oldenbarnevelt en De Groot, toe te schrijven aan het onafwijsbare gevoel, bedrogen, althans gebruikt, en dus er in gelopen te zijn? Hoe dit zij, het scheen volstrekt met denkbeeldig, dat deze plechtige deputatie, dat de rede van Hugo de Groot de lang gehoopte kentering inde houding van de machtige Amstelstad teweeg brengen zou. * * * Pas wanneer men zich zet tot de taak, van deze rede verslag te geven, voelt men de betekenis vaneen der voornaamste motieven, die Geraert Brandt er toe brachten, haar onverkort in zijne Historie der Reformatie te doen afdrukken: „omdat het met I Zie hiervóór, bl. 129. 137