Tekstweergave van GA-1928_JB025_00182
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Inghesetenen
dezer
Landen
in
Christelycke
liefde,
eenicheyt
ende
goede
sticlitinge
sullen
leven,
tot
wennghe
van
factiën,
scheunnghen
ende
oneemcheden
op
pene
van
ghehouden
ende
ghestrajt
te
werden
als
perturhateurs
van
de
ghemeene
ruste".
Dat
was
de
eerste
criminele
sanctie
van
de
kerkelijke
politiek
van
Oldenbarnevelt.
Tegelijkertijd
trachtte
men
degenen,
die
de
bedoelingen
der
Staten
ten
aanzien
van
de
ware
gereformeerde
religie
wantrouwden,
gerust
te
stellen
dooreen
eers
-
halve
vermelding
van
de
Nederlandse
Confessie
en
de
Heidelbergse
Catechismus.
Er
waren
echter
enige
steden
ter
Statenvergadering,
die
bezwaar
maakten,
tot
deze
resolutie
mee
te
werken
zonder
ruggespraak
met
hun
lastgevers.
Daarom
werd
de
18de
Maart
besloten,
dat
de
gedeputeerden
der
respectieve
steden
thuis
rapport
zouden
doen
van
het
gebeurde
en
de
I1
de
April
„volcommentlyck
ghelast
ende
gheauctonseert
in
Den
Haag
terug
zouden
keren.
Daarnaar
werden
de
voorlopige
besluiten
betreffende
de
kerkelijke
geschillen,
m
één
acte
samengevat,
bij
de
latere
besprekingen
aangeduid
als
de
Acte
van
Reces
van
18
Maart
1616.
Men
kwam
terug.
Maar
nog
kon
er
geen
eenstemmig
besluit
genomen
worden.
Blijkbaar
is
er
nog
heel
wat
geredetwist,
om
Amsterdam
tot
toestemming
te
bewegen.
Maar
Burgemeesteren
waren
niet
te
vermurwen.
Toen
eindelijk
besloot
Oldenbar
-
nevelt
tot
de
grote
stap.
De
21ste
April
namen
de
Staten
het
besluit,
een
deputatie
naar
Amsterdam
te
zenden.
Deze
zou
gehoor
vragen
ineen
bizondere
zitting
van
de
Vroedschap,
om
daar
een
uiteenzetting
te
geven
van
Oldenbarnevelt’s
kerkelijke
politiek,
en
zoo
mogelijk
het
bestaande
wantrouwen
weg
te
nemen,
of,
zooals
het
heette,
„aen
de
Burghemeesters
ende
Raden
van
deselve
Stede
te
vertoonen
de
oprechte
intentie
van
(Hare)
Ed.
Mo.
in
het
nemen
van
de
Resolutiën
aengaende
de
Kerkelijcke
saecken,
in
Decembn
laestleden
aen
die
Steden,
Hooft-Officieren
Officieren
ende
Classen
overgesonden.
”
Tot
leden
van
deze
deputatie
werden
benoemd
Jhr.
Adnaan
van
Mathenesse
uit
de
Ridderschap,
Hugo
Muys
van
Holy,
schout
van
Dordrecht,
drie
jaar
later
eender
meest
beruchte
rechters
van
Oldenbarnevelt,
De
Groot
en
hun
medegevangenen,
Gernt
Janszoon
van
Eyck,
burgemeester
van
Delft,
Mr.
Hugo
de
Groot,
pensionaris
van
Rotterdam
en
Willem
Pieterszoon
Hases
van
Hoorn.
Zooals
van
zelf
spreekt,
zou
Hugo
de
Groot
de
woordvoerder
der
commissie
zijn.
Reeds
de
volgende
morgen,
de
22ste
April,
vertrok
men
uit
Den
Haag,
staande
de
Vergadering
van
de
Staten
van
Holland,
en
kwam
nog
dezelfde
dag
te
Amsterdam
aan,
weinig
tijds
na
de
Amsterdamse
afgevaardigden,
die
natuurlijk
ook
uit
Den
Haag
134