Tekstweergave van GA-1928_JB025_00176
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
scheidenen
zal
worden
uitgevaardigd,
beroemt
men
zich,
terecht
of
ten
onrechte,
op
de
steun
van
Amsterdam.
Het
hele
ministerie
van
predikanten
staat
daar
aan
de
zijde
der
Contra-Remonstranten,
sedert
de
Waalse
predikant
Simon
Goulart
het
veld
heeft
moeten
ruimen.
Plancius
en
Trigland
zijn
de
bekwame
en
waakzame
leiders.
En
de
geduchte
burgemeester
Reinier
Pauw,
die
op
het
oude
Raadhuis
het
roer
vast
m
handen
houdt,
dekt
hun
werkzaamheid
met
zijn
politiek
gezag.
Had
Amsterdam
reeds
in
1612
bezwaar
gemaakt
tegen
de
invoering
van
de
kerk
-
orde
van
1391,
duidelijker
begint
zich
zijn
oppositie
tegen
Oldenbarnevelt’s
ker
-
kelijke
politiekaf
te
tekenen
bij
de
behandeling
van
het
door
Hugo
de
Groot
ont
-
worpen
tolerantie-edict,
of,
zooals
het
genoemd
werd;
de
resolutie
tot
vrede
inde
kerken,
die
in
Januari
1614
aangenomen
werd.
Na
drie
jaar
lang
de
vrede
nagestreefd
te
hebben
op
grond
van
de
onzekere,
ja
negatieve
uitkomsten
van
de
Haagse
Con
-
ferentie,
vertolkt
inde
resolutie
van
20
Mei
1611,
meende
men
inde
met
buitenge
-
woon
veel
zorg
voorbereide
en
opgestelde
Resolutie
tot
Vrede,
de
theoretise
basis
gevonden
te
hebben,
waarop
de
kerkehjke
onenigheden
met
zekerheid
afgedaan
konden
worden.
Zij
bepaalt
er
zich
geenszins
toe,
den
predikanten
gematigdheid
en
zelfbeperking
op
te
leggen,
neen!
zij
geeft
nauwkeurig
de
grenzen
aan,
binnen
welke
zich
de
gewone
kerkehjke
discussie
(buiten
de
hogescholen)
bewegen
mocht:
enerzijds
was
het
verboden
de
leer
der
genade
aan
te
tasten
(Pelagianisme),
anderzijds
mochten
de
kerke
-
dienaren
niet
tot
de
buitensporigheid
vervallen,
God
tot
de
oorzaak
der
zonde
te
maken
(het
standpunt
der
oude
Praedestinatianen
volgens
De
Groot).
Niet
ten
onrechte
werd
nochtans
deze
resolutie
een
blaasbalg
voor
de
staatkundig
-
kerkehjke
onenigheden
genoemd.
Want
ondanks
alle
goede
bedoelingen
van
de
uitvaardigers,
inzonderheid
van
Hugo
de
Groot
zelf,
was
het
toch
duidelijk,
dat
de
Statenvergadering
hier
gedaan
had,
wat
eertijds
in
conciliën
en
later
in
synodes
placht
te
geschieden:
de
veroordeling
Van
extreme,
ketterse
leringen.
Dat
was
dan
nu
de
„synode”,
waarom
door
de
Contra-Remonstranten
zoo
lang
gevraagd
was!
Deze
aantasting
van
de
leervnjheid
en
het
zelfbeschikkingsrecht
der
Kerkwas
de
uiterste
consequentie
van
Oldenbarnevelt’s
en
De
Groot
s
standpunt
ter
zake
van
het
effect
der
publieke
autoriteit
op
de
Kerk,
in
laatste
instantie
van
hunne
Staatsidee.
Het
zou
een
al
te
zwaar
risico
voor
de
Amsterdamse
regering
geweest
zijn,
zelfs
al
had
zij
de
lust
daartoe
gevoeld,
in
dezen
met
de
Advocaat
mee
te
gaan.
Maar
Pauw
dacht
er
niet
aan.
En
toen
Oldenbarnevelt,
die
zelfs
Dordrecht
had
weten
128