Tekstweergave van GA-1928_JB025_00101
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
overlijden
lid
was
van
het
gilde.
Wij
zullen
hieronder
zien,
dat
Jan
Theunisz
van
1625
—1628
tallooze
pamfletten
schreef
en
tevens
zelf
uitgaf
(en
drukte)
„om
aen
sijn
broederen
der
Waterlandsche
Gemeente
uyt
te
deelen”,
zoodat
het
blijk
-
baar
noodig
was,
dat
hij
hd
werd
van
het
gilde.
De
ruim
twintig
drukken,
die
thans
uit
de
jaren
1600
—1606
van
Jan
Theunisz
bekend
zijn,
vereischen
nog
een
nadere
beschouwing.
Een
negental
bijna
alle
te
Leiden
gedrukt
zijn
nieuwstijdingen
inden
toenmaals
gebruikelijken
pamflet
-
(quarto-)
vorm,
waaruit
wij
wel
de
conclusie
mogen
trekken,
dat
Jan
Theunisz.
zich
aanvankelijk
op
het
drukken
en
uitgeven
van
deze
voorloopers
onzer
couranten
speciaal
toelegde.
Er
zullen
n.l.
heel
wat
meer
van
dergelijke
uitgaven
verloren
zijn
geraakt,
dan
er
thans
m
onze
bibliotheken
bewaard
worden.
Wat
wij
couranten
noemen,
d.w.z.
uitgaven
met
vasten
doorloopenden
titel
in
folio-vorm,
schijnen
eerst
sinds
1619
te
Amsterdam
te
zijn
uitgegeven
door
de
boekdrukkers
Joris
Veselaer
(„aende
Zuyder-kerck
inde
Hope”)
en
Broer
Jansz.
1
.
Verder
drukte
Jan
Theunisz
werkjes
van
vrijgeesten
als
Coornhert,
Coolhaas
en
Spieghel.
Den
eerste
kan
hij
moeilijk
gekend
hebben,
omdat
deze
reeds
in
1590
over
-
leed.
Met
de
beide
anderen
moet
hij
wel
relaties
onderhouden
hebben.
Bovendien
gaf
Jan
Theunisz
in
1600
en
1603
twee
bundels
uit
met
geestelijke
liederen,
de
tweede
(zie
de
titelpagina
gereproduceerd
op
Afb.
7)
gedeeltelijk
een
herdruk
van
de
eerste.
Behalve
een
aantal
anonieme
gedichten,
bevat
de
eerste
bundel
tien,
de
tweede
bundel
zeven
liederen,
die
onderteekend
zijn
met
de
zin
-
spreuk
~Jaecht
nae
t
best
.
Inde
„Dictionnaire
des
Devises’'
van
F.
van
der
Haeghen
2
vind
men
deze
zinspreuk
vermeld,
doch
de
naam
van
den
dichter,
die
er
zich
achter
verschuilt,
blijkt
onbekend.
J.
H.
Scheltema
3
noemt
nog
een
gedicht
onder
deze
zinspreuk
ineen
latere
bloemlezing,
n.l.
in
„Zaender
Bloemestralen”
van
W.S.
Boogaert
(Wormerveer,
1649).
Exemplaren
van
deze
bloemlezing
waarin
men
op
blz.
308
—311
het
desbetreffende
gedicht
aantreft
berusten
zoowel
inde
Koninklijke
Bibliotheek
als
inde
Bibliotheek
van
de
Zaanlandsche
Oudheidkundige
Vereeniging
„Jan
Honig
Janszoon
Junior’
.
Het
lijkt
niet
te
gewaagd
te
veronderstellen,
dat
„Jaecht
nae
t’best’
de
zinspreuk
is
van
Jan
Theunisz
zelf
en
dat
dus
de
met
deze
spreuk
onderteekende
gedichten
1
Zie
Kleerkooper-Van
Stockum,
blz.
863
en
de
aldaar
aangehaalde
litteratuur.
2
F.
van
der
Haeghen,
Dictionnaire
des
Devises
des
Hommes
de
Lettres,
Imprimeurs,
Libraires
etc.
(1872),
blz.
45.
3
J.
H.
Scheltema,
Ned.
Liederen
uit
vroegeren
tijd
(1885),
no.
141,
blz.
340.
53