Tekstweergave van GA-1928_JB025_00088

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
te Leiden is geweest. Inderdaad vindt men bij Siegenbeek 1 en Soermans 2 vermeld, dat Johannes Anthonides den 3den Maart 1612 aangenomen werd om aan de Uni - versiteit te Leiden op een proeve lessen over de Arabische taal te geven; na daarmede een jaar bezig geweest te zijn, verkreeg hij een „eerlijk afscheid’ . Hij was geen professor, doch lector; de lijst van lectoren m het Leidsche Album Studiosorum 3 vermeldt: ~J oannes Anthonides, lector htter. Arabic. 1612”. In hetzelfde jaar liet hij zich ook als student inschrijven: „22 Febr. 1612 Johannes Antonides Alanarianus, 42, Lmg. Arab. Lector”. Uit deze inschrijving blijkt, dat Jan Theumsz voor wien er geen reden bestond een onjuisten leeftijd op te geven in het begin van 1612 den ouderdom van 42 jaar had bereikt, zoodat hij in of omstreeks 1569 (te Alkmaar) geboren moet zijn. Inde m 1916 en volgende jaren door Dr. P. C. Molhuysen uitgegeven „Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Umversiteit kan men omtrent Jan Theunisz kortstondig lectorschap nog meerdere bijzonderheden aantreffen. Allereerst wordt daar in extenso afgedrukt 4 het request van Jan Theunisz aan de Curatoren om les te mogen geven m het Arabisch (begin Febr. 1612). Hij noemt zich daarin geboren burger van Alkmaar, thans poorter binnen Amsterdam, en verhaalt hoe hij uit „sonderlmgen ijver daartoe gedreven, zich „al over veele jaaren geoeffent heeft alvooren m de fondamenten der Latijnscher ende Gnekscher taaien, ende daar naa mt Hebreusche, omme te beter de Schriftuere in haaren gront-spraacken te verstaen; ende van desen tamelicken smake gekregen hebbende, is (hij) met grooter lust ont - stecken worden, om niet minder voortganck te doen inde Arabische sprake, in welke hij eenige beginselen geleyt (heeft) onder den vermaarden Francisco Raphe - lingio . Aangezien Franciscus Raphelengius, academie-drukker en professor in het Hebreeuwsch te Leiden sinds 1586, tevens grondig kenner van het Arabisch, in 1597 overleed, moet Jan Theunisz. wel identiek zijn met Joannes Antonii Alkjnarianus, die op 16 Febr. 1593 als studiosus artium hberahum aan de Leidsche Universiteit werd ingeschreven. Zijn kennis van het Hebreeuwsch blijkt uit Hugo Broughton s „Antwoort op een Hebreuschen brief vaneen Jode begeerichlyck vereyschende onder - wijs des Christen geloofs” (Amsterdam, 1606), naar den titel vermeldt „uytten 1 Matth. Siegenbeek, Geschiedenis der Leidsche Hoogeschool, (1829 —32), 11, blz. 267. 2 Mart. Soermans, Academisch Register, (1702) blz, 102. 3 Blz. LIX. 4 Molhuysen, dl. 2, Bijlagen, blz. 44. 40