Tekstweergave van GA-1927_MB014_02085
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMÜM
Amsterdam,
den
18
November
1813.
Wel
Edele,
Gestrenge
Heer!
In
gevolge
de
offerte
door
drie
der
studenten
aan
het
Athenaeum,
dezen
morgen
aan
UWEd.
gedaan,
zijn
wij
dezen
middag,
tot
het
verkiezen
van
eenen
chef,
inde
Nieuwe
Kerk
vergaderd,
en
hebben
daartoe
gedelegeerd
den
heer
H.
A.
Hamaker,
woonende
op
de
Cingel,
bij
de
Gasthuismolensteeg,
ten
huize
van
W.
Brennes,
no.
124,
welke
zich
ook,
om
met
UWEd.
nader
te
confereeren,
heden
middag
ten
Uwen
huize
vervoegd
heeft.
Doch
daar
hij
het
geluk
niet
heeft
gehad,
UWEd.
daar
aan
te
treffen,
zoo
nemen
wij
bij
dezen
de
vrijheid
den
uitslag
der
zaak
aan
UWEd.
mede
te
deelen,
om
verder
UWEd.
raad
en
orders
af
te
wachten.
Ons
getal
is
circa
50.
De
meesten
daarvan
zijn
ongewapend,
en
die
wapenen
hebben,
zijn
gedeeltelijk
met
sabels,
gedeeltelijk
met
pistoolen
voorzien.
Wij
verzoeken
dus
te
mogen
weeten
of
UWEd.
ons
de
middelen
tot
verkrijging
van
genoeg
-
zaam
wapentuig
aan
de
hand
kunt
geven.
Wij
twijfelen
echter
niet
of
sommigen
onzer,
die
dezelve
tot
nog
toe
niet
hebben,
zullen
wel
inde
gelegenheid
zijn,
zich
dezelve
aan
te
schaffen.
Daar
wij
dezen
nacht
wegens
gebrek
aan
nodige
wapenen
dus
nog
inde
onmoge
-
lijkheid
zijn,
onzen
dienst
te
praesenteeren,
zoo
wenschten
wij
gaarne,
tegen
morgennacht,
den
dienst,
en
corps,
waar
te
nemen,
ten
einde
daardoor
den
last
der
Burgerij
eenigermate
te
hulp
te
komen.
Hiermede
hebben
wijde
eer,
ons
met
alle
achting
te
noemen,
Wel
Edele
Gestrenge
Heer!
U
Wel
Edelens
Gestrengens
Dienstwillige
Dienaren,
De
Studenten
aan
het
Illustre
Athenaeum
te
Amsterdam.
Uit
aller
naam,
H.
A.
Hamaker.
liet
is
mij
niet
bekend
of
de
kolonel
der
Nationale
Garde,
jhr.
G.
C.
R.
van
Brienen
van
Ramerus,
het
aanbod
heeft
aangenomen.
Merkwaardig
inden
brief
zijn
vooral
de
(door
mij)
gecursiveerde
woorden
en
corps.
Eerst
in
Februari
1819
werden
de
Amsterdamsche
Stu
-
denten
vereenigd
ineen
„corps”
onder
den
Senatus
Yeteranorum
Studiosorum
in
Athenaeo
Amstelodamensi
et
in
Seminario
Evang.
Lutheranorum,
onder
de
zinspreuk
Ne
Praeter
Modum.
Over
dezen
senaat,
den
voorganger
van
den
tegenwoordigen,
sedert
1851
be
-
staanden,
Hlustrissimus
Senatus
Studiosorum
Amstelodamensium
(kortweg
I.
S.
S.
A.),
vindt
men
bijzonderheden
in
het
boek
van
F.
J.
A.
M.
Wierdels,
„Difficiles
Nugae”.
Geschiedenis
van
het
Amsterdamsch
Studentencorps
en
den
Amsterdamschen
Studenten
Boud;
z.j.
(1889).
H.
van
der
Bijll.
DE
PANTOFFELPARADE
In
„Een
voorspelling
in
1868”
op
blz.
76
en
77,
werd
gewag
gemaakt
van
de
pantoffel
-
parade.
Dat
dit
gebruik
reeds
lang
bestond
is
bekend,
maar
het
zal
niet
gemakkelijk
zijn
om
den
oorsprong
te
dateeren.
In
ieder
geval
bestond
het
reeds
inde
eerste
helft
van
de
vorige
ecu
w,
want
in
het
zesde
deelt
je
van
„De
Pelgrim
der
Nederlanden”
van
den
peripateticus
A.
Cramer,
vinden
wij
onder
dagteekening
van
Maart
1829,
een
stukje
over
„De
pantoffel
-
parade
op
de
Keizers-
en
Heerengrachten”.
Wij
laten
het
hier
volgen,
omdat
het
voor
de
zedengeschiedenis
van
den
tijd
waarde
heeft.
„Het
is
des
Zondag
morgens
na
kerktijd,
dat
men
deze
parade
houdt,
terwijl
ons
garni
-
zoen
inde
kazerne
blijft
rusten.
Zij,
welke
tot
de
eerste
coterie
belmoren,
zijn
er
meeren
-
deels
met
fraai
weder
zigtbaar.
Het
is
eene
goedkoope
uitspanning,
voor
zoo
verre
het
heen
en
weder
wandelen
op
die
grachten
betreft,
maar
men
moet
daarbij
groot
toilet
maken,
en
tot
het
toilet
inden
grooten
stijl
behoeft
men
veel.
Fijne
bonten
ter
garneering
der
jassen
en
mantels;
hoeden
met
wapperende
vederen
of
bloemen,
die
uit
de
broeibakken
der
modistes,
van
de
fijnste
kwaliteit
komen;
armbanden
a
la
grecque,
en
cachemiren,
eenige
ellen
in
het
vierkant,
van
het
beste
alooi.
Daar
worden
er
wel
van
het
hedendaagsche
alooi
der
Fransche
fabrijken
gebezigd,
maar
deze
komen
niet
in
tel.
Zij
moeten
in
TurMjë
geweven
zijn,
en
de
zijden
stoffen
van
de
Lyonsche
weeftouwen
komen.
85