Tekstweergave van GA-1927_MB014_02084

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMBTELODAMUM Betreffende het nog bestaande poortje, vinden wij o.a. een post, welke inde gebrekkige taal van den overman Heindricb Gran aldus luidt: „3 December (1633) betalt An Peter de Keyser voor de gebowe steine port ende vant „setten derselver port, volgens tbestecht als mit hem veraccordeirt ist. . . / 260.” Boven de poort stond bisscbop Sint Urbanus gebeiteld, de patroon der wijngaardeniers, met een snoeimes inde hand, gekleed als wijngaardenier en omringd van wijnranken. Dit huis, aangekocht door de confrérie van wijnkoopers, is later overgegaan aan het wijn - koopersgilde. Het wijnkoopersgilde, dat in 1659 uit de confrérie is ontstaan, bleef bestaan totdat bet in bet einde van de 18de eeuw evenals alle andere gilden werd opgeheven. Na de opheffing werden de fondsen van het voormalig Wijnkoopersgilde dooreen tweetal wijn - koopers als „bewaarders en administrateurs” beheerd en dezen hebben tenslotte, in 1821, het Gildehuis voor /1441 verkocht, nadat het dus bijna 2 eeuwen aan de Amsterdamsche wijnhandelaren tot tehuis had gediend. Het perceel is daarna meer en meer in verval gekomen. Het werd voor allerlei doeleinden gebruikt, zelfs gedurende een aantal jareu als kerk, totdat er tenslotte een lijstenmakerij in gevestigd werd. Toen in 1917 de eigenaar van het perceel Koestraat 10 geneigd bleek het huis te ver - koopen, is het aangekocht om het aloude Gildehuis voor verder verval te behoeden, waar - na de meest belangstellende eenige maanden later er in geslaagd is, ook het perceel Koestraat 12, dat met no. 10 één geheel vormt, in bezit te krijgen. Onder leiding van den architect A. A. Kok is daarop de gevel onder handen genomen en inden oorspronkelijken toestand teruggebracht, waarop de groote zaal met de bestuurs - kamer en de gang gerestaureerd zijn, onder leiding van den heer C. Visser, adviseur der Vereeniging „Hendrick de Keyser”. Het geheel geeft een denkbeeld hoe onze voorouders inde 17de en 18de eeuw behuisd waren. Hoe de meubileering moet geweest zijn, is niet bekend. Daarom is dan ook niet getracht die na te bootsen. Men lette vooral op het reeds genoemde poortje, dal) nog geheel inden origineelen staat aanwezig is. Voorts op de eikenhouten deur, welke eveneens dagteekent uit het begin van de 17 de eeuw. Inde gang zittende oorspronkelijke kinderbalken en een sluitstuk, dat vermoedelijk afkomstig is van het voormalige Bethaniënklooster, benevens een tweede deur, leidende naar de groote gildezaal, voorzien van snijwerk dat betrekking heeft op den wijnhandel en dateerende uit de 18de eeuw. Inde groote zaal zijn eveneens de oorspronkelijke balklaag met kinderbalken en een viertal ramen met kleine ruitjes, die omstreeks 1750 daarin zijn geplaatst; benevens een aantal oorspronkelijke kastdeuren uit denzelfden tijd. Het gildestuk met de overlieden van het Wijnkoopersgilde, is vermoedelijk van Elias, uit de eerste helft van de 17de eeuw. Inde vitrines ziet men een aantal modellen van wijn - flesschen en wijnglazen uit de 18de eeuw, almanakken van het wijnkoopersgilde, gilde - penningen enz. Inde voorkamer treft men mede nog de oorspronkelijke balklaag met kinderbalken aan, doch overigens is daar niets meer wat uit den tijd van het gilde behouden is gebleven. J. Th, Boelen. DE AMSTERDAMSCHE STUDENTEN IN NOVEMBER 1813. Bij het doen van onderzoekingen naar de werkzaamheid van generaal Johannes van den Bosch in November 1813, vond ondergeteekende in het archief van de Amsterdamsche Schutterij, dat berust inde Historische Verzameling der Schutterij, een merkwaardigen brief betreffende de Amsterdamsche studenten in die dagen. De brief behoort tot „het Boek der brieven, ingekomen bij den Commandant der Nationale Garde te Amsterdam 1813 —1814”. Hij luidt als volgt: 84