Tekstweergave van GA-1927_MB014_02062

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMÜM van decentrale aan den Kadijk was op economische wijze niet meer mogelijk, zoodat gedacht moest worden aan den bouw vaneen nieuwe centrale. Eenige jaren te voren was reeds besloten om de energie, die beschikbaar zou komen inde geprojecteerde Vuilverbrandingsinrichting, te gebruiken voor electriciteitsopwekking. Beide plannen werden nu gecombineerd, met het resultaat dat de Centrale Noord ontstond, gelegen aan de overzijde van het Y. Decentrale kreeg een compleete eigen stoomketelinstallatie, terwijl daarnaast dein de aangrenzende Vuilverbranding geproduceerde stoom verbruikt wordt. De oorlog vertraagde den bouw aanzienlijk, maar in October 1918 kon toch reeds stroom geleverd worden, zij het ook ineen half voltooid gebouw met een tijdelijken houten kap. Het duurde niet lang of deze nieuwe centrale met een moderne installatie overvleugelde de oude, zoodat dan ook tegenwoordig de Centrale Noord gedurende het grootste deel van het jaar alleen voor de productie zorgt, terwijl de oude Centrale Oost slechts inden winter nog mede werkt. Behalve in het concessiegebied der Gemeente Amsterdam, levert de Centrale Noord mede stroom in het net van het Prov. bedrijf van N. Holland (P. E. N.) en sinds kort ook aan de Nederl. Spoorwegen, in samenwerking met de Centrale Haarlem en de centrale der Hoogovens te Yelsen. Vermelding verdient nog, dat de Mij. „Electra” in 1913 den concurrentiestrijd heeft opgegeven, waarna haar klanten op het net der gemeente werden overgeschakeld. Zooals gezegd was de snelle groei van de capaciteit der centrales een direct gevolg van de groote stijging inde vraag naar electrischen stroom. Inde eerste jaren was het gebruik voor verlichtingsdoeleinden overwegend, doch het duurde niet lang of de groot- en de kleinindustrie begonnen in te zien, dat aansluiting aan het stadsnet voordeeliger was dan eigen bedrijf, zoodat weldra het krachtverbruik de overhand kreeg. Maar men zat niet stil. Nadat intusschen, in 1912, de tegenwoordige directeur, dr. W. Lulofs, de leiding in handen genomen had, werd een geslaagde poging gedaan om ook het lichtverbruik te vergrooten. Was voordien electrisch licht nog min of meer een luxe-artikel, in 1911 werd begonnen met de inrichting van gratis-installaties inde woningen, gecombineerd met muntmeters ter ver - eenvoudiging van de geldinning. Dit systeem bracht het electrische licht binnen het bereik van alle klassen der bevolking, en dit met groot succes, want reeds in 1922 had practisch iedere woning electrisch licht en gold Amsterdam toen reeds als de meest-intensief geëlectrificeerde stad van Europa. Tot die snelle uitbreiding heeft ook de oorlog bijgedragen; het bleek namelijk, dat uit allerlei afvalbrandstof voordeeliger electriciteit gemaakt kon w r orden dan gas, waarvoor goede kolen noodig zijn. Er werd toen, in 1918, besloten om de eleetrificatie der huisverlichting te versnellen door het installeeren van eén lichtpunt in iedere woning, waarbij de geheele stad straat voor straat werd afgewerkt. Peeds in het jaar tevoren was om de - zelfde reden besloten tot het electrificeeren van de straatverlichting, een 62