Tekstweergave van GA-1927_MB014_02061

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM DE ONTWIKKELING DER ELECTRICITEITSVOORZIENING VAN AMSTERDAM. Op ons verzoek heeft de heer Gebhard e.i., hoofdingenieur en chef van het kabelnet bij de G.E.W., het hier volgende artikel geleverd. Reeds gernimen tijd vóór de Gemeente Electriciteitswerken met de levering van electrischen stroom begonnen, werd inde eerste behoefte aan electriciteit voorzien door de Maatschappij „Electra”, welke onder invloed stond van de Mij. „Helios” te Keulen. Aanvankelijk, sinds Februari 1889, geschiedde dit uiteen kleine lichtcentrale inde Kalverstraat, met een vermogen van maximaal 3000 lampen a 16 kaars (de toenmalige eenheidslamp). Spoedig echter heeft het gemeentebestuur de concessie tot de geheele stad uitgebreid, waarop een nieuwe centrale aan den Haar - lemmerweg werd gebouwd, welke in Juli 1892 in bedrijf kwam. Inde con - cessie werd evenwel uitdrukkelijk bepaald, dat de Gemeente zich het recht voorbehield om te eeniger tijd zelf tot stroomlevering over te gaan. Toen het dan ook omstreeks 1898—’99 noodig werd om de tram en de haven - outillage te electrificeeren, werd aan den heer A. W. Ressing (den lateren directeur der G. E.) opgedragen om rapport uitte brengen over de vraag, of het niet beter was om tegelijk zelf de levering van electriciteit voor licht en beweegkracht ter hand te nemen. De conclusie van het rapport luidde bevestigend, met het gevolg dat reeds op 1 Januari 1901 de nieuwe gemeente - lijke centrale op de Hoogte Kadijk met de stroomlevering in het stadsnet kon beginnen. Gelijktijdig konden de provisorische gelijkstroomcentrale in de tramremise op de Brouwersgracht en die in het „hydraulisch gebouw” der Gem. Handelsinrichtingen, worden stopgezet, welke beide centrales sedert 1900 den stroom voor de eerste electrische tramlijnen en voor de havenkranen geleverd hadden. Het valt zeer te waardeeren, dat toen voor het lichtnet de voor dien tijd nog zeer hooge spanning van 220 volt gekozen is. Dit heeft in later jaren een snelle ontwikkeling van het electriciteits - gebruik inde huishouding mogelijk gemaakt, zonder kostbare vernieuwing van de huisinstallaties. Om verschillende redenen bood aansluiting aan het nieuwe net der Gemeente vele voordeelen; bijv. hier werd inde huizen de stroom direct „voor gebruik gereed” geleverd, terwijl Electra in elk perceel een trans - formator moest plaatsen voor het orazetten van den hoogspanningsstroom inden verbruiksstroom van 110, 72 of 55 volt. Een en ander had ten ge - volge, dat het aantal aansluitingen en het verbruik bij de G. E. snel steeg. Al spoedig moest tot verdubbeling der centrale worden overgegaan, een werk dat in 1908 gereedkwam. In het nieuwe gedeelte werden aanvankelijk twee draaistroomturbines opgesteld, welke inden loop der jaren nog met een viertal van grooter vermogen werden uitgebreid. Natuurlijk hield de uitbreiding van het ketelhuis, enz., hiermede gelijken tred. Intusschen bleef het verbruik in steeds sterker mate stijgen . Uitbreiding 61